WIM BLOG

91. 25 april

 

 

Heerlijk is het in de zon op het terras tegenover het stadhuis. We zitten daar rustig te ontbijten. Vandaag is het stadhuis versierd met grote rode anjers en vlaggenstokken. Ook in de vijver liggen hele grote anjers. En op drijvers zijn strofen uit gedichten geplaatst. Dan zien we boven in het gebouw de ramen opengaan en worden er allerlei vlaggen aan de masten vastgemaakt. Vlaggen van het land, van de EU, de stad en de provincie, en nog veel meer. Mannen in zwarte pakken komen aangelopen en nemen binnen in het café nog snel een kop koffie. Dames in uitgaanskleding voegen zich bij hen. Andere Portugezen in nette truien en pakken komen naar het plein. Toeristen in sporthemd, loopbroek en petje lopen nieuwsgierig naar het stadhuis. Je voelt het, er gaat iets gebeuren. Dan gaat de voordeur open. Mannen in nog zwartere pakken en met das gaan voor de deur staan. Er is nu ook een dame in een helrode jurk bij. En militaire officieren van verschillende legeronderdelen in galauniform. De brandweercommandant en het hoofd van de politie zijn er ook in een net uniform. Ze drentelen wat heen en weer en praten met elkaar. Zes soldaten in gewone uitrusting gaan in de ruststand in een rij staan.

 

Dan komt, al spelend, over de Romeinse brug de harmonie aangelopen. Met voorop het vaandel en het bestuur. Ze gaan in de richting van de stadhuisingang. Als ze daar zijn klinkt er een militair commando en de zes soldaten springen in de houding. De officieren salueren. De harmonie begint te spelen. Boven in het gebouw worden de vlaggen gehesen. Naast mij op het terras gaan mensen staan. Dit is dus het volkslied. Ik ga ook staan. De meeste toeristen blijven echter zitten. Een van de Portugezen zingt het volkslied mee met de vuist omhoog in de socialistische houding. Als dat gebeurd is lopen de zwarte pakken naar de nog zwartere pakken om hen te feliciteren.

 

Aan de muur van het stadhuis onder de arcade hangt een lange serie vergrote foto’s. Genomen op hetzelfde plein op 25 april 1974, de dag van de Anjerrevolutie. Een revolutie die vreedzaam verliep en Portugal veranderde van een dictatuur in een democratie. Oudere mannen en vrouwen lopen met hun familie langs de foto’s en wijzen: Dat ben ik en dat is die. Andere mannen lopen er ook samen langs maar ze vertellen elkaar bij elke foto de verhalen van toen.

 

Als we ’s middags op het platteland zijn staat er op een oude schuur nog: Stem Soares. En bij het stuwmeer heeft een graffiti maker geschreven: Het water is van het volk.

 

1 mei 2017  Wim van den Bremen

90. HOOGEZAND-SAPPEMEER

 

 

In september 1963 werd ik, in dienst van een onderaannemer van de NAM, belast met het herstellen van landbouwgronden. Nadat de nieuwe gasbuizen vanuit Slochteren naar Sappemeer onder de grond zaten moest de bovengrond weer teruggebracht worden. En er moesten verbeteringswerkzaamheden worden getroffen om de boer weer in staat te stellen normaal te produceren. Vaak kon dat in een jaar worden afgemaakt. Maar er waren ook weleens twee of drie jaar voor nodig. In die gevallen zat de bouwdirectie me achter de broek met de vraag of het niet sneller kon. Mijn uitleg dat het leven in de grond soms langer nodig had om te herstellen werd echter altijd aanvaard.

 

De landbouwers in dat gebied hadden al snel door dat de NAM er belang in stelde om goede verhoudingen met hen te houden. En ze waren niet te bang om te vragen of als de NAM nu toch bezig was ze dit of dat niet gelijk mee konden nemen. Naar mijn inzicht was de NAM daar niet krenterig in. De verhoudingen waren allemaal goed. Er werd gewerkt met vaste aannemers en de werknemers en de toezichthouders kenden elkaar soms al lang en gingen vertrouwelijk met elkaar om. Dat resulteerde in goed werk en weinig bureaucratie. Aan beide kanten werd snel beslist.

 

Het zal in 1965 zijn geweest dat een landbouwer uit Spitsbergen (Sappemeer) op een zaterdag bij mij thuiskwam met de mededeling dat zijn land was gezakt. Dat leek me onwaarschijnlijk omdat het perceel waarom het ging goed was bemeten en zorgvuldig was bewerkt. Ik vroeg hem zijn klacht bij de NAM neer te leggen en die gaf ons opdracht tot een nieuwe meting. Het bleek dat de man gelijk had.

 

Daar begon voor mij het besef dat de aardgaswinning leidde tot verzakkingen. Een tijdje later kreeg ik het bericht dat landbouwer Smit die zijn percelen langs de Rijksweg in Hoogezand had liggen ook meldde dat zijn land verzakt was, waardoor het natter was dan gewenst. Ik ben ander werk gaan doen en verhuist waardoor ik niet meer heb meegekregen hoe dit aangepakt werd.

 

Een hele tijd later toen ik al in het Westen woonde hoorde ik dat de NAM met het waterschap een afspraak had gemaakt om over te kunnen gaan tot peilverlaging. Volgens mij was dat een erkenning van het zakken van de bodem.

 

De berichten over aardbevingen kwamen nog weer veel later. Maar ook alleen een zakking zonder beving kan al leiden tot scheuren in huizen. Dit temeer omdat veel huizen in het gebied vaak gebouwd waren met enkel- steens muren. Groningers zijn nu eenmaal zuinig. De zakkingen en de aardbevingen leidden tot veel schade aan huizen en gebouwen.

 

“Dat overkwam ons” zei de NAM-directeur onlangs. Als dat waar is pleit dat niet voor het waarnemingsvermogen van de NAM. Maar stel dat het wel waar is en het hen echt is overkomen. Dan is de vraag hoe kan het de NAM dan overkomen. Daar zijn naar mijn oordeel sociologische redenen voor. NAM-personeel was meestal Shell- personeel. Personeel dat vaak eerder gewerkt had in Indonesië of Venezuela of andere olielanden. Landen met veelal extensief landgebruik. Daar woonden ze in compounds. Woonwijken die waren afgesloten van de plaatselijke bevolking. Ze hadden daar hun eigen recreatiecentra waar ze onder elkaar als Shellmensen samen een biertje dronken. Ook in Nederland had Shell recreatiecentra. Het NAM-personeel uit Assen trok het weekend met het hele gezin naar Schoonebeek. Ook daar waren ze fijn onder elkaar. Rondom de locaties in Slochteren werden personeelsavonden georganiseerd, waar ook tijdelijk personeel uit de omtrek voor werd uitgenodigd. Een van de NAM-technici vroeg zich ooit tegenover mij af hoe het kon, dat dit personeel niet naar de personeelsavond kwam. Ik heb hem toen gezegd dat die mensen daarvoor geen geld hadden. Maar ook dat ze zich niet echt thuis voelden in de Shellsfeer. Ter verdediging moet worden opgemerkt dat veel meer technici erg betrokken zijn bij hun vak en veel minder bij de mensen voor wie hun werk belangrijk is. 

 

Interessant is ook de rol van de door het volk gekozen overheid in dit hele proces. Terwijl het waterschap maatregelen nam om de gevolgen van het zakken op te vangen liet het ministerie van economische zaken de gasproductie onverminderd doorgaan. En de provincie en de gemeenten klaagden mee met de bewoners. Maar opvallend was hoe lang het heeft geduurd voordat die gemeenten hun bouwvoorschriften hebben aangepast op aardbevingsgevaar. Dat getuigt ook niet van attent praktisch beleid.

 

Een journalist schreef onlangs over de “Aristocratie van de ambtenarij”. Het aan de Groningers toegeschreven minderwaardigheidscomplex heeft dus een reële katalysator. Hun plaatselijke overheden gingen hen voor in het klagen. Maar niet echt in maatregelen.

 

14 april 2017    Wim van den Bremen

 

89. Annette

 

 

Ze was die avond ook al niet op haar koor. Of ze het wist of dat ze een voorgevoel had. De volgende dag berichtten de media dat er allerlei auto’s van FIOD en politie bij het huis stonden om de administratie op te halen. Maar dat was nog niet zo erg. Haar man werd door diezelfde politie gearresteerd en gevangengezet. Verdacht van fraude.

 

Ze was weleens door kennissen bevraagd. Maar ze vertelde altijd dat ze er niets van had geweten. Natuurlijk ging ze vaak mee naar hun huis op Bonaire. En ze plakten daar weleens een extra reis naar hun huis in Afrika aan vast. Maar ja haar man werkte daar aan het huisvesten van arme Afrikaanders. Dat was toch prachtig dat Nederlandse woningcorporaties solidair waren met die Afrikanen. Die corporaties stelden daar een hoop eigen geld voor beschikbaar. Het is dan flauw om te zeggen dat de Nederlandse huurders dat geld via hun huur betaalden. Anders zouden die huurders dat natuurlijk nooit gedaan hebben. Die zijn niet zo solidair met buitenlanders. Vooral niet als ze zwart zijn. Haar man vertelde weleens dat minister Blok dat om zeep had geholpen door de reserves van de corporaties af te romen. Nu moesten ze wat binnen kwam, helemaal aan de woningen besteden. Dat is toch absurd.

 

Ja, en dat ontslag was ook al zo vervelend. Gelukkig vond de rechtbank toen ook dat de boekhouder het verkeerd had gedaan en niet haar man. En dat gezeur over het salaris. Haar man was wel directeur van de grootste woningcorporatie van ons land. Daar hoort dan toch ook een passend salaris bij, of niet soms. Kijk eens wat de directeuren van die grote bouwmaatschappijen verdienen. Dat kon worden betaald van de opdrachten die haar man hen had gegeven. Dat is toch niet te vergelijken met een ministersalaris. Een minister laat alles door zijn ambtenaren doen. Maar haar man deed alles zelf. De opdrachten en de financiën. Nee in Afrika gelden andere regels voor de financiële controle van ondernemingen. Er ging niets verkeerd. Zij kent haar man al zo lang. Die zal echt geen misbruik maken van mensen. Daar komt de rechtbank nog wel achter. Maar nu moeten ze zelf eerst weer een advocaat nemen. En die zijn duur. Ze hoopt dat haar man voldoende geld opzij heeft gelegd opdat ze hun reizen naar Bonaire en Zuid- Afrika kunnen voortzetten. Want echt je zou daar eens moeten gaan kijken. Daar is zulke mooie natuur. Fijn dat we dit nieuwe huis hier pal aan de Lek ook hebben. Hebben we hier geen prachtig uitzicht?

 

5 april 2017  Wim van den Bremen

 

88. VRIJHEID

 

 

Het woord vrijheid is erg populair tegenwoordig. Maar het wordt vaak te makkelijk gebruikt. Voor mij betekent het de bevrijding van Nederland van de Duitsers in 1945. Maar ook het kiezen om met de Duitsers samen te werken in de EU.

 

Vrijheid is ook het volwassen worden. Het niet meer hoeven doen wat je ouders je opdragen. Of het hardop mogen zeggen dat je er anders over denkt.

 

De herdenking aan de februari-staking maakt dat nog weer eens duidelijk. Het was het enige grootschalige protest in Nederland tegen het afvoeren van de joodse bevolking. Er waren verder maar heel weinig Nederlanders die zich verzetten tegen de bruutheid van de nazi Duitsers. De meeste Nederlanders werkten mee of ze verzetten zich niet. Daar waren goede redenen voor. Je werk was immers je brood. Ze waren niet zo vrij als het leek. Maar het dwingt ons wel tot bescheidenheid als we het over vrijheid hebben. En de Amerikanen laten betalen voor onze bescherming.

 

Tijdens een vakantie in Schotland ontmoette ik een boer, die vertelde dat hij in 1945 mee had geholpen Nederland te bevrijden. Samen met Amerikanen, Polen, Canadezen en vele anderen. Ik heb hem daarvoor bedankt. Hij had bewust risico genomen om onze vrijheid terug te veroveren. Het maakte me bewust dat bedanken lang niet genoeg is. We moeten bereid zijn anderen te helpen hun vrijheid te krijgen of te behouden. Een Amerikaanse minister moet niet hoeven vragen of wij ook onze portie bij willen dragen.

 

Degenen die roepen dat we normaal moeten doen, willen de rol van ouders overnemen. En ons vertellen dat wij ons net zo moeten gedragen als zij. Dat we handen moeten schudden of bepaalde kleding moeten dragen. Ze zijn vergeten dat we van de hutspot en de zuurkool zijn overgestapt op de nasi en de bami. En vervolgens op de wok en de shoarma. En all inclusive naar Turkije reizen. Maar in Turkije gelden andere regels voor Nederlanders. Die Turken moeten zich volgens hen in Turkije maar aanpassen aan ons. In plaats van andersom. Lijkt wel hun gedachte over normaal doen.                                                  

Ik voel me erg gemakzuchtig omdat ik niet op twitter en facebook communiceer. Bewust daaraan niet meedoe. Je kunt op die media wel hardop schrijven wat je allemaal vindt. Maar ik hoor als antwoord niet alleen argumenten. Maar ook scheldpartijen. Dat is trouwens niet nieuw en niet vreemd. Als je teruggetrokken mensen een microfoon voor houdt hoor je ineens de meest verrassende dingen uit hun mond komen. 

 

Het is makkelijk te roepen dat je vrijheid wilt. Veel makkelijker dan om na te moeten denken over wat vrijheid is. En nog moeilijker om je buren, de mensen uit je straat of je landgenoten de ruimte en de vrijheid te gunnen om zonder jouw commentaar hun leven te leiden. Vrijheid, daar moeten we kennelijk, anno nu, ook en weer, hard voor vechten.

 

14 maart 2017  Wim van den Bremen

 

 

87. DE DAME IN DE HOEK

 

 

In de hoek van het ziekenzaaltje ligt ze. Op bed 1. Ze ligt daar al heel lang. En ze heeft hier in dit ziekenhuis al zo vaak gelegen. In “Daniël de Hoed” of in “de Hoed” heet dat in Rotterdam. Dan hoef je verder niets uit te leggen. Iedereen weet dan dat je kanker hebt. Het is een zaaltje waar mensen dagelijks worden opgehaald om behandeld te worden. Je ziet dat ze het zwaar hebben. Desondanks is de vrouw in de hoek heel monter. Ze informeert regelmatig bij de anderen hoe het gaat. En ze geeft advies. Want zij heeft ervaring. Een aantal keren per dag vraagt ze of de verpleging haar toilettas wil aangeven. Dan maakt ze zich op. En als er bezoek is zit ze er stralend als een koningin van de ziekenzaal bij. Haar bezoek is aanzienlijk minder opgewekt. Het lijkt wel of ze met haar gedrag haar bezoekers moed in wil prenten. De andere vrouwen op de zaal vertellen zachtjes tegen hun bezoekers wat er met de vrouw aan de hand is. De prognoses zijn niet best. Al een aantal malen is haar kanker bestreden. Maar bij een volgende controle blijken er toch weer lymfeklieren aangetast. En komt er weer een volgende behandeling. Maar ze lijkt niet stuk te krijgen. Ook nu weer wordt een behandeling afgerond en mag ze naar huis.

 

Bij een volgende controle wordt ze ’s morgens direct met haar man als eerste bij de arts binnen gelaten. Het is een lang gesprek, voordat ze de kamer weer uitkomen. Haar man loopt er verslagen bij. Maar zij wandelt met het hoofd omhoog het ziekenhuis uit. Keurig verzorgd. Ze wil sterk zijn, want thuis komt er nog een zware periode.

 

22 februari 2017  Wim van den Bremen

 

86. De ophoging

 

 

In het westen van ons land is veel veengrond. Door de economische activiteiten is de bevolking er steeds toegenomen. En er is daar al lang geen ruimte meer om op steviger zand- of kleigronden te bouwen. Dus bouwt men ook in het veengebied. De huizen worden onderheid. Dat is duur maar wel stevig. Maar de grond van de tuinen is dat niet. Elke zak tuingrond geeft belasting waardoor de bodem zakt. Er zijn plaatsen waar de grond wel 10 tot 15 cm per jaar zakt. Dat geldt ook voor de wegen. Die zijn meestal op een in het veen drijvende fundering gebouwd. Maar asfalt plus verkeer geeft belasting. Waardoor niet alleen de weg maar ook de leidingen en de riolering wegzakken in de veengrond. Dus moet de gemeente om de zoveel jaar de weg en de riolering en alle leidingen omhoog brengen. Zodat de woningen bereikbaar en aangesloten blijven. Met name bij eengezinswoningen geeft dat problemen omdat de voortuin en de huisaansluitingen niet van de gemeente, maar van de woningeigenaar zijn. En bij huurwoningen is de tuingrond van de woningeigenaar, maar de planten zijn van de bewoner.

 

Onze Molukse buurt is gebouwd in zo’n vreselijke veenput. Het zijn woningwetwoningen. En op een gegeven moment kon je bij sommige woningen van buiten de betonnen fundering onder de woningen zien. Hoog tijd dus voor een ophogingsoperatie. Ook hoog tijd voor een goede coördinatie tussen de gemeente, de woningstichting, de huurders, de aannemer van het ophogingswerk rond de huizen en de aannemer die de weg en de riolering voor zijn rekening nam. Maar dat bleek nog niet zo eenvoudig.

 

Het begon met een brief van de gemeente, die de ophoging van weg en riolering aankondigde. De gemeente adviseerde de huiseigenaar om de grond rondom de huizen meteen ook te doen. De wegaannemer zou het benodigde zand en de grond beschikbaar stellen. Dus schreef de huiseigenaar een brief aan de bewoners dat ze er goed aan deden om de planten die ze wilden bewaren alvast op een veilige plek onder te brengen. Het was juli. Woningbeheerders hebben verstand van stenen, maar niet van planten. Die kun je in juli niet verplanten. Want dan gaan ze gewoon dood. Sommige bewoners wisten dat ook niet en die groeven hun planten uit en zetten ze buiten het werk in een stuk grond. Maar dat was openbaar gebied. Dus kwam de milieupolitie van de gemeente om deze bewoners te verbaliseren. Dat leverde de nodige commentaren op. Na het nodige heen en weer gepraat werden de bekeuringen ingetrokken. De milieupolitie stelde de huiseigenaar voor om een container te plaatsen om de planten in te bewaren. Maar de container kwam er niet, Net zomin als de aannemer die de grond rondom de huizen moest ophogen. Het werd pas eind oktober. De planten hadden dus tot zolang kunnen blijven staan.

 

De woningstichting schreef in een brief dat zij alleen een eenvoudig tegelpad voor de bewoners zouden aanleggen. Maar een wijkconsulent kwam vertellen dat de brief verkeerd was begrepen Alle tegels zouden na de ophoging weer in de oude staat worden teruggelegd. De aannemer van de tuinophoging schreef de bewoners vervolgens een brief waarin hij aanbood al het meerdere straatwerk op rekening van de bewoners te willen aanbrengen.

 

En dan de bewoners zelf. De eerste was bang dat de aannemer een te hoge prijs vroeg. Een ander liet de 10 jaar geleden geplante bomen gewoon staan. Dat was toch geen werk voor ons zei ze. Een derde vond dat de woningeigenaar de huurders schadeloos moest stellen. Een vierde zei dat de woningstichting daar geld genoeg voor had. De vijfde heeft de verhuurder gewoon gevraagd haar kosten te vergoeden. Maar de wijkconsulent heeft dat afgewezen.  Ik heb niemand na het werk horen zeggen dat het fijn was alles weer op hoogte was.

 

16 februari 2017   Wim van den Bremen

 

85. In de metro

 

 

Hij komt hollend naar binnen en gaat breeduit in de hoek zitten. Terwijl zijn benen in het gangpad slingeren, zakt zijn hoofd naar beneden. En zijn ogen staren naar de onderkant van een stoel schuin tegenover hem. Daar blijven zijn blikken op gericht. Maar het lijkt wel of hij de stoel niet ziet. Ondertussen gaan zijn lippen zachtjes op en neer. Hij praat in zichzelf. Niemand hoort hem maar je ziet dat hij een gesprek voert. Hij kijkt er  heel ernstig bij. Alsof hij is teleurgesteld. Af en toe schudt hij met zijn hoofd. Alsof zijn onzichtbare gesprekspartner iets verkeerds zegt. Ondertussen blijven zijn ogen steeds naar hetzelfde punt staren. In- en uitstappers moeten over zijn benen heen stappen, maar hij trekt ze niet in. Dat duurt vele haltes lang.

 

Met wie praat hij toch, vraag ik me af. Met zijn baas. Is er iets gebeurd op het werk? Heeft hij een probleem met zijn familie? Is hij kwaad weggelopen? Of heeft zijn partner hem de wacht aangezegd? Je ziet dat het ernstig is geweest. Hij blijft maar brabbelen in zichzelf.

 

Dan opeens knikt hij met zijn hoofd. Hij weet het. Even later gaat zijn hoofd omhoog. Zijn lippen vallen stil. Dat moet het antwoord zijn, zal hij hebben gedacht. Hij kijkt om zich heen naar de anderen in de metro en trekt zijn benen in. Hij gaat rechtop zitten. Dan pakt hij zijn telefoon. Kijkt er even op en stopt die weer weg. Hij doet zijn jas dicht en stapt uit. Ik denk, gelukkig dat wij nog hebben kunnen zien dat hij het opgelost heeft.

 

7 februari 2017  Wim van den Bremen

 

84. Een plantje voor de hulp

 

Het was niet zo makkelijk om contact te maken met de nieuwe buren. Ze spraken wel Nederlands, maar ze zagen er buitenlands uit. Ze waren bovendien met heel andere dingen bezig dan de andere bewoners in de buurt. En aan hun tuin deden ze ook niets. Er werd wel gegroet. Maar iets hield me tegen om een praatje met ze te maken.

 

Een tijd nadat de nieuwe buren beneden waren komen wonen werd de vloer in de kleine kamer bij ons ineens warm. De koelkast die daar stond kreeg het ook warm. Want die bleef maar rammelen. Het werd alsmaar warmer. Je brandde je voeten op de vloerbedekking. En de koelkast bleef maar draaien. Als ik die uit zou zetten ging alles dooien. Dus dat kon niet. Maar ik werd ’s nachts wakker van die rammelende koelkast.

 

Op een keer kwam ik thuis en toen kwam er een bloesemgeur door de vloer naar boven. Ik ging naar beneden en zei tegen de buurman: “Kom jij eens mee naar boven. En moet je eens ruiken”. Hij zei dat het de sinaasappelen waren die hier stonden. “Dan heb jij een gaatje in je hoofd” zei ik. Maar hij ging weer. Mijn dochter vond dat ook maar raar en ze vond dat ik daar werk van moest maken. Toen heb ik de politie gebeld. Die kwam en hij heeft toen alles af moeten breken.

 

Een tijdje later had ik problemen met de telefoon. Voor die aansluitdingen zijn wij te oud. Daar weten we niets van. Dus ik vroeg mijn benedenbuurman of hij mij kon helpen. “Natuurlijk” zei hij, “dat doe ik altijd”. En hij heeft me heel goed geholpen. Toen vond ik dat ik hem een mooi plantje moest geven voor zijn hulp. En toen heb ik twee van die ronde potjes gekocht met een geranium erin. En die heb ik hem gebracht. Want voor wat hoort wat, vind ik. En hij vond dat heel leuk.

 

24 januari 2017  Wim van den Bremen

 

83. De Langstraat

 

 

Ooit stonden langs deze dijk de huisjes van de vele landarbeiders die in dit gebied bij de boeren werkten. Tot in de vijftiger jaren was hier werk voor honderden van hen. Omdat het landwerk, ploegen, zaaien, oogsten, nog veel in handwerk werd gedaan. Het streven naar productieverhoging voor de voedselvoorziening leidde tot grootschaligheid. Steeds meer machines namen het werk van de mensen over. Enkelen werden tractorbestuurder. Eerst nog bij dezelfde boer. Later bij een loonwerker. Maar de meesten verlieten het vak en gingen wat anders doen. Velen gingen in de bouw of in het transport werken.

 

Wat er met de huisjes gebeurde, hing af van de leeftijd van de bewoners. De ouderen bleven. Veel jongeren trokken weg. En als we nu over deze dijk lopen zien we een uitstervend dorp. Veel huizen zijn wel opgeknapt. Maar sommige zien eruit alsof de bewoners het onderhoud niet meer op kunnen brengen. Andere woningen verkommeren. Er zijn erbij die gebruikt worden als verzamelplaats van allerlei tweedehands goederen. En er vallen gaten waar is afgebroken en niet meer opgebouwd. Er zijn ook nieuwe en vernieuwde woningen van mensen die het leuk vinden om hierbuiten te wonen. Maar hun tuinen zijn vooral mooie tuinen. Of geschikt gemaakt voor paarden. En geen kinderspeelplaatsen. Het gehele dorp maakt een arme en wat rommelige indruk.

 

Er is geen school op het dorp. En er zijn ook geen winkels meer. Voor boodschappen moet je naar het grotere dorp in de buurt. De mensen hebben een auto. Want de bus komt hier niet. Veel auto’s hebben heel oude autonummers.

 

Hoewel we weinig mensen zien, groet iedereen die we tegenkomen. Velen werken elders. Voor hen zijn de parkeerplaatsen die naast hun huis tegen de dijk aan zijn gemaakt. Telkens twee plaatsen naast elkaar. Die overdag natuurlijk leeg zijn. Een man die naar binnen wil, blijft nog even staan om te zien wie die wandelaars zijn. Een andere man kijkt treurig naar zijn ladder, die niet lang genoeg is om een boom te toppen. Even later rijdt hij weg.

 

Net buiten het dorp staat een bank waarmee je uit kunt kijken over dat weidse Flakkeese landschap. In de verte zie je de rookpluimen van de raffinaderijen. Maar vlak voor de bank staat een kraal met een stal voor ponypaardjes. En op de stal hangt een groot bord met daarop “oud ijzer hier”.

 

In het volgende dorp gaat de school net uit. Veel ouders en kinderen trekken door de nieuwbouwstraten. Hier leeft het. Hier zie je mensen. Het maakt des te duidelijker dat Langstraat aan het uitsterven is.  Krimp ook in de Randstad.

 

13 januari 2017  Wim van den Bremen

82. WONEN IN EEN DUPLEXWONING

 

 

 

De woningnood was groot na de oorlog. In Rotterdam waren veel huizen verbrand. Na de ramp in 1953 moesten in Capelle hele rijen woningen langs de dijk worden afgebroken voor de dijkverzwaringen. En er was een babyboom.

 

De familie de Geus kon onder die omstandigheden toch een woning bemachtigen via zijn werkgever. Maar het was een krotje. Ze zakten door alle vloeren. En er groeiden grote zwammen aan het behang. Van de nattigheid van de dijk. Er waren altijd muizen in huis. En ’s morgens lagen er soms zilveren kettingen op de grond van de slakken. De vrouw kreeg de zenuwen. Ze ging naar het gemeentehuis en schreeuwde alles bij elkaar. Ze vroeg daar of dat ook allemaal bij de ambtenaren in huis groeide. Als het ’s nachts onweerde waren ze doodsbang. Het bliksemlicht drong door alle kieren en gaten naar binnen.

 

En toen, met inmiddels vier kleine kinderen, kregen ze een nieuwe duplexwoning boven. De kinderen gingen op zolder slapen. Daar kwam je met een Vlizotrap. Als ze naar bed gingen en over het zeil liepen hadden ze allemaal zwarte pootjes. Van het stof dat door het dak kwam. De Geus heeft dat later zelf dicht gemaakt. Daar hebben de kinderen geslapen tot dat ze trouwden. Ze hadden drie jongens en een meisje. Op de woonetage werd de woonkamer uitgebroken. De glazen wand met de tussendeur ging eruit. De dochter lag in het kleine kamertje en het echtpaar in de grote slaapkamer. Ze vonden dat ze een zee van ruimte hadden. Ze waren het klein gewend. Haar moeder had dertien kinderen. Ze sliepen daar met zijn vieren in een bed. En zijn ouders hadden vijftien kinderen.                                              

De mensen gingen hier goed met elkaar om. Allemaal. Ze hadden een tuintje en als ze in de tuin waren maakten ze een praatje. Ze zeiden dat je de tuin niet overdag moest doen want dan kwam je er niet mee klaar. Dus deed ze het tussen twaalf en een, want dan zaten de buren te eten. Omdat ze de tuin zelf deden kregen ze de helft, f 2, –, van de huur af. Iedereen deed hier met elkaar alle tuintjes. Ze kochten samen plantjes en die zetten ze er dan samen in.

 

Er werd gezorgd en gewaakt voor een oude buurvrouw. Je nam wat fruit mee voor een zieke in de buurt of je deed haar boodschappen. Ze waren nergens lid van. Ze speelden orgel met de kinderen. De kerk was vlakbij en je had hier een speeltuin en de kleuterschool was ook dichtbij.

 

De man is nu vijfentachtig en begint te dementeren. Zij is eenennegentig en verzorgt hem zelf.

Toen zij laatst hun slaapkamer schoon gemaakt heeft, hebben ze nog weer een week samen op zolder geslapen. Heerlijk. Maar ze wil eerlijk zijn. Op de zolder droogt ze en bergt daar de winteraardappels. Verder komen ze er niet meer. Hun zoon heeft hem aangemeld voor het verpleeghuis. Een dochter komt veel helpen. Maar zolang zij hem nog kan verzorgen heeft ze geen verpleegster nodig, zegt ze.

 

9 januari 2017 Wim van den Bremen

81. VOOR ONZE VEILIGHEID

 

Terwijl Nederland zich ernstig zorgen maakt over de mogelijkheid van terroristisch geweld werkt het ministerie van Veiligheid thans aan een belangrijke beleidsverandering. Bekend is dat er jaarlijks ongeveer 600 mensen overlijden aan verkeersongevallen en ongeveer 20 000 mensen daardoor gewond raken. Wat nog veel opvallender is dat deze verkeersslachtoffers vooral het slachtoffer zijn geworden van landgenoten. Omdat de meeste immigranten weinig geld te besteden hebben rijden ze meestal niet in auto’s rond maar met openbaar vervoer. Daardoor is hun aandeel in de ongevallenstatistiek relatief bescheiden.

 

De vrouw van de minister vertelde in Linda dat de minister zich is doodgeschrokken toen ze hem tijdens hun vakantie met deze feiten confronteerde. Ze stonden op dat moment zelf in een file achter een kettingbotsing. “Dan moeten we alles anders doen” zou hij angstig hebben gezegd. En de volgende nacht zou hij tijdens zijn slaap hardop hebben gedroomd. Daarbij maakte hij opmerkingen over de weerzin die de veiligheidsmensen op zijn ministerie hebben tegen veranderingen. Maar zijn vrouw zou hem toen hebben wakker gemaakt en hem zachtjes en vriendelijk voorgezegd hoe hij als minister toch daaraan moet gaan werken.

 

De veranderingen zullen er niet om liegen. Omdat het aantal veroordelingen wegens dood door schuld sterk zal toenemen zal het justitieapparaat flink moeten worden uitgebreid. Hij verwacht daarover stevige discussies met zijn collega van Financiën. Die zal hem indringend vragen om minder aan repressie en meer aan preventie te doen. Om die reden heeft de minister alvast aan de baas van de Marechaussee gevraagd wat het betekent als er rondom de hotspots van verkeersongevallen bewaking moet worden opgesteld. Die baas liet echter al op voorhand weten dat dit terugtrekking betekent van de bewaking van Schiphol, de Rotterdamse haven en de elektriciteitscentrales.  Ook de bewaking van mensen als Wilders en Simons zal moeten worden afgebouwd is de verwachting.

De vakbonden van politiepersoneel zijn voorzichtig positief over de voornemens. Als er al politie aanwezig is voordat een ongeval plaats vindt, zal dat extra inzet van uitrukkende politie beperken. De reeds aanwezige agenten zullen door de ruimere ervaring veel efficiënter kunnen werken aan de afhandeling van een ongeval.

 

De woordvoerster van de belangenorganisatie van schuinsmarcheerders is uitgesproken positief over de maatregel. Zij verwacht dat de omzet van haar branchegenoten daardoor zal kunnen toenemen. Al zal dat niet direct leiden tot verhoging van de belastingafdracht, verklaarde zij in de Telegraaf.

 

3 januari 2017  Wim van den Bremen

80. SORRY, MAFFIA

 

 

Het was altijd een goed lopend restaurant in de stad. Met een niet te ingewikkelde kaart en lekker eten voor mensen met een modaal inkomen. Maar je kon zien dat de zaken achteruitgingen. Waar dat aan lag was voor de buitenwereld niet duidelijk. Er gingen allerlei geruchten over geknoei en slecht management. Er stond een bericht in de krant over een vechtpartij.

 

Toen sloeg een aantal personeelsleden alarm. De zaak werd verkocht en het personeel zou worden ontslagen. Dat was raar want de nieuwe eigenaar stond groot in de plaatselijke kranten met het bericht dat het restaurant verder ging onder een andere naam. En dan zou het personeel toch gewoon in dienst moeten kunnen blijven.

 

Enig eigen recherchewerk leverde op dat de nieuwe eigenaar behoorde tot de stedelijke maffia. En het was maar de vraag wat men met die overname van het restaurant nu echt wilde. Ook daar gingen de wildste verhalen over rond. Toen stond er een advertentie in de krant over de heropening van de zaak. Dus besloot het personeel om samen naar de opening te gaan en bij de nieuwe eigenaren bezwaar te maken tegen de gang van zaken.

 

Het personeel werd bijzonder vriendelijk ontvangen door heren die zich op en top hadden gekleed en die zich uitsloofden in beleefdheid. Het personeel kreeg een prachtige plek aangewezen en vriendelijk te woord gestaan. De opening werd opgeluisterd door een zingende echtgenote van een grote platenbaas. Ze had voor deze gelegenheid de diepte van haar decolleté nog wat meer zichtbaar gemaakt. Maar alle protesten van het personeel bij de nieuwe eigenaar hielpen niet. Hij had heel veel smoezen waarom hij daar niet op in kon gaan. Het personeel troostte elkaar met de mening dat het misschien helemaal niet zo fijn was om bij deze nieuwe eigenaar te moeten werken. Maar ze zaten wel zonder werk en zonder inkomen. En dat kon niet lang zo blijven. Dus werd er contact opgenomen met de uitkeringsinstantie.

 

Normaal zouden de mensen moeten protesteren. En omdat de nieuwe werkgever niet meewerkte zouden ze moeten procederen. Maar toen de uitkeringsinstantie het verhaal hoorde en begreep wie de nieuwe eigenaar werkelijk was, zagen ze af van deze wettelijke eisen. De mensen kregen meteen een werkloosheidsuitkering. Had het restaurant grote schulden bij deze instantie en was het eigenlijk failliet? Was er al naar een faillissement toegewerkt? Of werd er gehandeld volgens het motto: “Maffia breekt wet”? Daar wilde het personeel zich echter niet meer druk over maken.

 

24 december 2016 Wim van den Bremen

79. DE STAKING

 

 

Op het slachthuis werken de varkensslachters in een coöperatie. Ze zorgen samen dat ze het aantal door de vleeshandelaren aangeboden dieren slachten. En ze organiseren zelf de grootte van het personeelsbestand in hun coöperatie. Ook de verschillende taken zoals slachter en uitbener worden onderling bepaald. De vleeshandelaren betalen de slachters per geslacht dier.

 

Het gaat slecht in de branche. En omdat de eigenaar niet genoeg in het slachthuis investeert werken de slachters minder efficiënt dan in andere slachthuizen. In de omgeving gaan de lonen omhoog. De slachters kunnen bij de handelaren echter geen hoger tarief loskrijgen. Daarom besluiten ze voor het eerst om te gaan staken. Dat is een zware ingreep. Want het betekent dat ze zelf geen geld ontvangen. De dieren gaan naar concurrerende slachthuizen. En de handelaren krijgen geen vlees. Dus is er ook voor hen geen inkomen.

 

Eigenlijk zijn de slachters ondernemers. Normaal werken ze de hele dag keihard. En nu ligt alles stil. Ze hebben problemen met hun tijdsbesteding. Al vroeg in de ochtend komen de kaarten en het bier op tafel. Maar bij het kaarten ontstaan meningsverschillen. En door het bier worden die steeds luider uitgesproken. Daarom beslist de leiding dat er geen bier meer mag worden verstrekt. En ook moeten de messen worden ingeleverd.

 

De staking is heel bijzonder en trekt daarom veel publiciteit. Maar de slachters vinden die fotografen maar niks en die journalisten weten niet waarover ze praten. Er komt een gemeenteraadslid kijken want de verkiezingen zijn niet ver meer weg. Wie is dat nu weer vragen ze zich af. Er komt een Engelse vrachtwagen om vlees op te halen. Maar er is geen vlees. De chauffeur vraagt of er een strike is. Als hem dat is uitgelegd vraagt hij een briefje met een bevestiging. Leeg rijdt hij weer terug naar Engeland. Dan komt de slachthuiseigenaar zeggen dat er noodslachtingen moeten worden gedaan. De slachters weigeren dat eerst. Staken is immers staken. Maar de dienstdoende veearts komt langs en legt voorzichtig uit welke gevolgen weigeren van een noodslachting kan hebben. Daar moet dan eerst over vergaderd worden. De slachters vragen zich af of het wel echt nood is, want ze vertrouwen de handelaar die er mee komt voor geen cent. Ze hebben immers altijd problemen met hem. Uiteindelijk maken ze voor noodslachtingen een uitzondering. Er worden daarover stevige afspraken gemaakt.

 

Aan het einde van de middag informeren de vleeshandelaren of er nog gepraat kan worden. De onderhandelingsdelegatie gaat naar ze toe. De handelaren denken dat de slachters het staken wel zat zijn. Dat gesprek wordt dus niets. Het wordt avond en weer wordt er samen gepraat. De onderhandelaars van beide kanten staan normaal om een uur of 5 in het slachthuis. Dus tijdens de gesprekken zie je aan beide kanten de oogjes soms al even dichtgaan. En als de werkgeversvoorzitter bijna in slaap valt doet hij een nieuw bod. Het is niet veel. Maar de slachters zijn blij dat hij toegeeft. En ze doen ook water in de wijn. Daardoor is er in de loop van de avond een akkoord.                                                                                                                                                                     Dat wordt ook tijd. Want het moet snel bekend worden gemaakt. Anders zijn er morgenvroeg nog geen varkens. En samen met de werkgevers bellen de slachters iedereen in de branche die ze nog kunnen bereiken. Om ze te vragen hen veel varkens te sturen. Want ja het inkomensverlies moet toch weer goed gemaakt worden.

 

16 december Wim van den Bremen

 

78 ABDOU

 

Zijn ouders zijn als gastarbeiders in de zestiger jaren naar Nederland gekomen. Hij was nog klein, maar is helemaal Nederlands opgegroeid. Hij heeft drie broers. Twee leven er ook hier in Nederland. De jongste heeft een erfelijke ziekte waardoor zijn rug is vergroeid en zit in een rolstoel. De oudste die geestelijk zwak is kwam in een conflict terecht waarin hij iemand neersloeg, die later overleed. Hij werd gestraft en naar Marokko uitgezet. Ondertussen overleed de moeder. Vader ging naar Marokko en haalde uit het Rifgebergte een nieuwe echtgenote. Met haar begon hij een nieuwe serie kinderen. Dit keer vooral meisjes.

 

Abdou is sociaalvaardig en heeft veel Nederlandse vrienden. Het ouderlijk gezin is echter erg conservatief en begrijpt Abdou ’s populariteit onder de Nederlanders niet. Zodra Abdou een baan heeft waarvan hij kan leven gaat hij op zichzelf wonen samen met zijn invalide broer. Maar hij is te onrustig en botst met allerlei mensen in zijn omgeving. Met zijn baas en met zijn familie. Maar ook met de Marokkanen in het thuisland als hij met vakantie is. Omdat hij de taal niet goed meer spreekt. Ze zien hem daar als een rijk geworden emigrant. En dat levert problemen op met een uitkering, met boetes en ook met zijn identiteit.

 

Omdat ik zijn ouders jarenlang heb geholpen met het uitleggen van ambtelijke brieven belde Abdou me een keer met de vraag of ik hem ook kon helpen. Toen ik met hem praatte schrok ik me rot. Abdou had op veel te grote voet geleefd en had grote schulden. We hebben een aantal gesprekken gevoerd met zijn invalide broer erbij. Die heeft een belangrijke rustgevende invloed op Abdou. Gelukkig was zijn situatie zodanig dat hij door de schuldsanering werd geaccepteerd. Hij kreeg de kans om met een strak programma in drie jaar uit de schulden te komen. Ik volgde het op afstand.

 

Ineens hoorde ik van anderen dat Abdou was getrouwd. Hij had me zelf niets laten weten. Ik begreep dat het ging om een analfabete nicht uit het Rifgebergte. Uit een boerendorp zonder waterleiding waar ze schapen had gehoed. Toen ik Abdou sprak bevestigde hij dit verhaal. Ik schrok opnieuw, want Abdou ’s problemen waren nog niet allemaal opgelost. De echtgenote maakte de indruk een stevige persoonlijkheid te zijn. En dat maakte ze vervolgens waar. Vanaf het moment dat ze Abdou ‘s huishouden bestuurde heeft Abdou geen problemen meer gehad. Hij loste keurig zijn schulden af. Hij deed het goed bij zijn baas. Ze vroegen en kregen een grotere woning waarin de invalide broer ook plaats kreeg en verzorgd kon worden. Ze nodigden ons uit voor een Marokkaanse maaltijd om hun dank voor de hulp te tonen. Zijn vrouw ging bij Nederlandse mensen schoon maken tot dat bleek dat hun dochter dezelfde erfelijke ziekte had en extra zorg nodig had. En daarna verloren we het contact.

 

Vele jaren later in het winkelcentrum zie ik een vrouw met een meisje in een rolstoel. Ik kijk nog eens goed en herken Zoulikha, de vrouw van Abdou. Ze ziet me ook en begroet me hartelijk. Ze vertelt dat het allemaal goed gaat. Dat hun zoon klaar is met zijn studie, werk heeft en op zichzelf is gaan wonen. En dit is mijn dochter zegt ze, wijzend op de jonge vrouw in de rolstoel. Samen halen we herinneringen op. Over het verleden van Abdou. En over de eigenaardigheden van schoonouders/opa en oma. De dochter doet heel levenslustig mee aan het gesprek. Ze vertelt dat ze volop bezig is met een studie. We praten over het “Minder, minder”. Ze laten dat langs hen heen glijden. Het gaat ons goed zegt ze. We hebben een mooi huis en een goede auto.  Komt u vooral eens gauw langs.

 

4 december 2016 Wim van den Bremen

77. De crematie

 

Ze zijn ongeveer 80 jaar bevriend geweest. Vanaf de lagere school speelden ze met elkaar. Ze woonden niet echt dicht bij elkaar maar na schooltijd trokken ze samen het bos in. Om te voetballen en om eieren te zoeken. En nog veel meer dat jongens in een bosrijke buurtschap met elkaar kunnen doen. Na de lagere school gingen ze samen op de fiets naar de mulo. En daarna zochten ze een baan in de omgeving. Ze kregen beide verkering met meisjes uit het dorp. Henk kreeg geen kinderen, maar Berend wel. Hij moest trouwen en het baantje in het dorp leverde te weinig op om met een gezin van te leven. Dus trok hij na zijn diensttijd naar de grote stad. Later kregen beiden andere banen en verhuisden. Maar ze hielden contact. En na hun pensionering kwamen ze weer in dezelfde omgeving terecht. En ook daar bezochten ze elkaar af en toe. Ook nadat Henk erg ziek in een verpleeghuis terecht kwam. Berend zocht hem daar op en werd mismoedig bij de gedachte dat je leven zo kan eindigen.

 

Toen Henk overleed was Berend ook in een verpleeghuis terecht gekomen. En niet in staat om de crematie bij te wonen. Dus vroeg hij een van zijn kinderen om namens hem en de familie te gaan. De zoon kwam binnen in een traditionele rouwplechtigheid. Volgens goed plaatselijk gebruik was er na de rouwdienst koffie met een broodje. De zoon ging bij het gezelschap zitten dat hij met uitzondering van de weduwe niet kende. Dat niet kennen was wederzijds. En je zag aan sommige blikken van mensen dat ze erg nieuwsgierig waren naar wie die vreemde toch was. Natuurlijk was er iemand die het eerst die vraag stelde. En toen de zoon het uitlegde was de reactie: “Dan ben je er een van Berend en Gerritje”. Die kenden ze allemaal en heel goed zoals vervolgens bleek. Ja ze wisten nog precies waar Gerritje inmiddels meer dan tachtig jaar geleden was opgegroeid. Die Gerritje dat was me er een. Die was bij de vrijzinnige jeugdbeweging. En hield er revolutionaire ideeën op na. Ze vond dat je vluchtelingen uit Duitsland op moest vangen. En dat mensen die het moeilijk hadden een behoorlijke sociale uitkering moesten krijgen. Dat was in de traditionele omgeving van toen bijna letterlijk vloeken in de kerk.

 

De tafelgenoten schudden glimlachend hun hoofd. Dat was me er een. De zoon herkende die zaken uit de opvoeding die zijn moeder hem had gegeven. Respect voor iedereen en gelijkwaardigheid van mensen. Hij glimlachte omdat hij tijdens deze crematie nog weer een beter beeld van zijn reeds lang overleden moeder had gekregen. Hij was trots omdat zijn moeder vroeger al dezelfde keuzes had gemaakt als hij later.

 

20 november 2016 Wim van den Bremen

76. De natuur van Achterbroek

 

De provinciale overheden willen graag weten wat de kwaliteit is van het agrarisch landschap in de loop der tijd. Daarom wordt er in diverse proefgebieden eens in de vijf jaar een inventarisatie gehouden van alle landschapselementen in dat proefgebied. Er is zelfs een term voor: landschap monitoren.

 

Voor dat doel bezoeken we Achterbroek, een wonderschoon gebied midden in de Krimpenerwaard. Perceel voor perceel staan we stil om op onze tablet te zien wat er vijf jaar geleden was. En wat er sindsdien is veranderd. Het wekt de indruk alsof de mensen hier graag wonen.  Want er is veel aandacht besteed aan de tuinen en de erven. Er wordt veel gebouwd. Veel boerderijen zijn bewoond door immigranten uit de omliggende steden. Die hebben huizen verbouwd en mooie tuinen aangelegd. Maar ook de overgebleven boeren hebben vaak veel bomen bij geplant. Dat voeren we allemaal in het systeem in.

 

Natuurlijk valt het op dat we al meerdere dagen door de buurtschap trekken. En intensief kijken, soms met de verrekijker. Veel bewoners zijn dan ook nieuwsgierig wat we doen. Als ze bij ons komen staan, leggen we ze rustig uit wat we doen en waarom. Het stelt hen gerust dat we niet voor de gemeente of het Hoogheemraadschap komen. Dat we niet bezig zijn voor nog weer nieuwe plannen. Na een aantal van dat soort gesprekken merken we dat de komst van inwoners van buiten niet altijd op prijs wordt gesteld. Die maken opmerkingen over de mestgeur en de modder op de weg. En ze zijn niet echt geïnteresseerd in wat de autochtone bevolking bezighoudt. In de latere gesprekken gaan we daar naar vragen. En dat levert boeiende zaken op. Een boerin vertelt ons spontaan dat ze niet blij is met de nieuwe bewoners. Een collega boer heeft een baan moeten zoeken. Dat betekent dat zijn vrouw elke dag alleen voor die tientallen koeien moet zorgen. Ze zucht. Het kan kennelijk niet anders.

 

De weg is smal maar we kunnen de auto parkeren op een stuk weiland dat er nogal onverzorgd  bij ligt. Een oude boer wijst ons hier op de dichtgegroeide sloten. Hij vertelt dat als zijn sloten niet schoon zijn hij meteen een aanzegging krijgt en soms zelfs een boete. Maar van deze eigenaar zal het Hoogheemraadschap het adres en het telefoonnummer wel niet hebben. Want de sloten blijven vuil.  

 

Hij vertelt van de discussies in het gebied over het onttrekken van weidegrond om daar natuurgebied van te maken. Er is nu een pact, een overeenkomst tussen boeren en natuurorganisaties. Maar dat betekent niet dat de boeren tevreden zijn. Een andere oudere boer wijst ons op het natuurgebied dat tegen de buurtschap aan in ontwikkeling is. Het is hem kennelijk helemaal ontgaan dat daar geprobeerd wordt om krabbenscheer terug te krijgen in de sloten. Een waterplant die favoriet is bij nestelende zwarte sterns. Bovendien is krabbenscheer een indicator van schoon water. En dat was in het veenweidegebied een zeldzaamheid geworden.  Nuchter stelt hij vast dat de sloten aan de landbouwkant van de weg schoon zijn. En moet je toch eens kijken naar die sloten aan de andere kant van de weg, in het natuurgebied. Dat is toch een schande? Zou het hierom zijn dat het woord schoon zoveel verschillende betekenissen heeft in onze Nederlandse taal?

 

17 november 2016 Wim van den Bremen

 

75. NORMEN ZONDER WAARDE

 

 

Als er een regel is, moet die worden nageleefd. En we moeten onze medeburgers overtuigen dat de Nederlandse normen en waarden de beste zijn. Iedereen die in Nederland leeft moet zich aan die normen en waarden houden.

 

Zoiets kan alleen bedacht worden door mensen die niet buiten de deur komen. Of die in Den Haag werken. Prachtige verhalen kan ik vertellen over de eerste keer dat ik als Noorderling in Zuid Limburg moest werken. Nog steeds weet ik niet welke de beste zijn. De Groningse of de Limburgse normen en waarden. Maar ik pak het beste voor mij van alle twee. Dat doen er trouwens meer.

 

Het bestuur van een kinderboerderij klaagde erover dat hun leerkracht biologie weg ging. Die leerkracht was er gekomen omdat de man geen baan had. Hij kon echter wel met een overheidssubsidie en goedkoop met een uitkering, bij de kinderboerderij aan het werk. Die subsidie werd onder voorwaarden gegeven. Het was de bedoeling dat zodra de betrokken werknemer in een normale baan kon gaan werken, dat ook gebeurde. De subsidie was slechts een aanmoediging. Het werk van de docent beviel goed. En het regende aanvragen voor zijn lessen. Zoveel zelfs, dat hij lessen moest weigeren. In plaats van een salaris als leerkracht hield hij echter een lager salaris, dat bij de uitkering hoorde. Ook nog, toen hij al helemaal vol zat met leerlingen.

 

Na een tijdje kon de man inderdaad een werkgever vinden die hem gewoon als leerkracht wilde betalen. Iedereen zou dus blij moeten zijn. De subsidie had gedaan waarvoor ze was bedoeld. Weer iemand erbij met een goede baan. Maar het bestuur van de kinderboerderij klaagde steen en been. Want door het vertrek, konden de biologielessen niet meer worden gegeven. Volgens hen had de gemeente het fout gedaan door te weinig subsidie te geven.

 

Volgens mijn normen en waarden, moet een baas iemand gewoon het salaris geven dat hij met zijn werk hoort te verdienen. Want als je dat niet doet, gaat de werknemer terecht naar elders. De gemeente vindt dat ook. Volgens haar normen moeten de inwoners worden beschermd tegen te hoge belastingen. Het is toch te gek dat de gemeente subsidies betaalt voor mensen die een normaal salaris kunnen verdienen. En dat een werknemer door een laag salaris de lessen op de kinderboerderij voor aanzienlijke bedragen subsidieert? Dat vind ik normen zonder waarde. Ik hoop dat de kinderboerderij geldschieters vindt om een leerkracht nu eens goed te betalen.

 

De discussie over normen en waarden leidt tot een keuze in welke samenleving we willen leven. Daarover kun je in één land heel verschillend denken.

 

3 november 2016 Wim van den Bremen.

 

74. U MAG HET ZEGGEN

 

 

Wat was ik blij niet in die gemeente te wonen. De wethouder riep oudere bewoners op een bijzondere manier op om hem te vertellen wat er de komende jaren aan zorg en voorzieningen voor ouderen moet zijn. Die ouderen zijn daar kennelijk soms agressief, want ze mochten niet allemaal tegelijk komen. Bijvoorbeeld, de kerkelijke ouderen niet tegelijk met de Molukse ouderen. Ik vraag me af wat er gebeurt als die beide groepen wel in één zaal bij elkaar komen.

 

Veel Molukkers zijn trouwens ook kerkelijk. De gehandicapte ouderen en de niet kerkelijke ouderen mochten ook niet samen. Zou dat met de noodzakelijke voorzieningen te maken hebben? Of is de verzuiling er nog steeds een leidend principe voor het bestuur? In ieder geval stond de scheiding der bevolkingsgroepen, zonder uitleg, in de officiële aankondigingen van de gemeente vermeld. Vreemd van een wethouder die zegt alle mensen juist gelijk te willen behandelen.

 

De aanleiding was een zinvolle poging om de toekomstige behoeften in zicht te brengen. Dat de nog niet zo ouderen vanaf vijftig ook apart werden uitgenodigd, vind ik begrijpelijk. Die kunnen het beleid aardig in de war sturen. Als zij eenmaal oud zijn kunnen bejaardenwoningen zonder internetaansluiting natuurlijk niet meer. Of huizen zonder knutselruimte? Zonder ruimte voor hometrainer? Waardeloos. Alleen zo’n kamer moet wel in een handomdraai te veranderen zijn in een slaapkamer. Waar een groot bed in kan. En waar iemand van de thuiszorg om heen kan lopen. Dat kan leiden tot aanzienlijke verbouwingen en uitbreidingen van woningen.

 

De burgemeester zal er niet meer op uit hoeven om een honderdjarige te huldigen. Want mensen die bewust hebben bewogen om gezond te blijven, komen zelf wel naar de burgemeester toe. Aparte verkeersregels voor rollators lijken me wel zinnig. En voorschriften voor winkels en openbare gebouwen die toegankelijk moeten zijn voor veel rolstoelen. Een meldpunt voor kapotte materiele voorzieningen. Gemeentelijke aankondigingen en folders in grote letters. Apotheken die voedingssupplementen aan Tafeltje Dekje leveren.

 

De jeugd zal er nog naar snakken om oud te zijn. Al hoop ik oprecht dat er voldoende jongeren zijn om het allemaal te kunnen betalen. Maar die waren niet uitgenodigd.

 

3 november 2016 Wim van den Bremen

73. GOED VOORBEREID

 

 

Ze hebben zich goed  op de bijeenkomst voorbereid. Bij de deur ontvangen ze vriendelijk de belangstellenden. De taken zijn verdeeld. Eén is er voorzitter, de tweede houdt de inleiding en de derde verzorgt de microfoons bij de publieksdiscussie. Er is van tevoren een mooie, grote folder gemaakt en huis aan huis bezorgd. In de folder wordt uitgelegd wat een bestemmingsplan is.

 

Er staat ook in dat in enkele delen van de wijk de komende tijd een nieuwe bestemming wordt ontwikkeld. De bewoners vragen zich af of die nieuwe ontwikkelingen al in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Dat staat niet zo duidelijk in de folder. Dus gaan de bewoners van de huizen in de nieuw te ontwikkelen plangebieden massaal naar de bijeenkomst toe. Niet voor het bestemmingsplan maar om te vragen hoe het met die ontwikkelingen in hun buurt staat. De zaal zit meer dan vol. De ambtenaren zijn heel correct. Ze leggen netjes uit, dat die ontwikkelingen nog niet in dit bestemmingsplan zijn verwerkt. En dat voor die ontwikkelingen, nieuwe planprocedures worden voorbereid. En planontwikkeling hoort bij een andere afdeling. Die komen later aan de orde. Waarbij de bewoners alle mogelijkheden krijgen om in beroep te gaan, wordt gezegd.

 

Maar de bewoners willen helemaal niet in beroep. Ze willen een goed plan en de zekerheid dat hun woningen niet gesloopt gaan worden. Ze hebben er in de krant al maquettes van gezien. De ambtenaren melden formeel, dat die vraag nu niet aan de orde is. Waarop het publiek gaat morren en opstandig reageert. Waarom zijn er dan al maquettes van gepresenteerd?

 

Uiteindelijk is de te hulp geschoten wethouder zo verstandig te zeggen dat er natuurlijk niet zomaar gesloopt gaat worden. Waarop het weer rustig wordt.

 

De ambtenaren realiseren zich pijnlijk dat het in een bewonersbijeenkomst niet genoeg is als je op de afdeling bestemmingsplannen werkt. De bewoners hebben andere vragen. De voorzitter moet verwijzen naar een collega die het antwoord wel kan geven, maar er niet bij is. En een voorlichter zit er ook niet.

 

De bewoners zijn ondertussen massaal naar huis gegaan omdat ze toch geen antwoord krijgen op hun vragen. De politieke bestuurders vinden dat er al meer dan genoeg wijkambtenaren en voorlichters zijn. De duidelijke en goede antwoorden zullen voorlopig dus nog wel niet gegeven worden. Wat is het fijn om te werken met ambtenaren die de zorgen van bewoners begrijpen en zich dáár op voorbereiden.

 

3 november 2016 Wim van den Bremen

 

72. BABEL

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

We wonen nog steeds in Babel. We bouwen hoge torens maar maken ze niet af. We communiceren moeizaam en worden boos als we elkaar niet begrijpen. We kiezen niet de goede leiders maar wel de mensen die van zichzelf vinden dat ze een goede leider kunnen zijn. We respecteren elkaars normen en waarden niet en gunnen elkaar te weinig ruimte. Als het niet lukt zoals wij willen worden we agressief en maken de boel weer stuk. Dat een ander iets heeft gedaan dat ons niet zint is voor ons aanleiding om allereerst iets onprettigs terug te doen. Als daar iets over wordt gezegd beroepen we ons op democratie, privacy en vrije meningsuiting. In plaats van te kiezen voor kwaliteit en duurzaamheid.

 

Misschien is het geen toeval dat het Bijbelse Babel zoveel eeuwen terug lag waar nu ongeveer Bagdad ligt. Maar ons Babel ligt nu in den Haag, in Brussel, in Londen en in Venlo, in Moskou, in Karachi en Delhi en op heel veel andere plaatsen.

 

26 oktober 2016 Wim van den Bremen

71. POULE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het was in de binnenstad van Praag. Daar zijn altijd heel veel bezoekers voor de vele bezienswaardigheden.  Ze komen uit de hele wereld. Maar kijken en lopen kosten energie die regelmatig weer moet worden opgeladen. Het fijne van Praag is dat dit eigenlijk op elke straathoek in de stad kan. Het was die dag rond etenstijd in het restaurant ook heel druk. De obers noteerden vele bestellingen. Dat ging op een echte hartelijke horecamanier, heel stijlvol. Ondanks de drukte voelde je je daar op je gemak.

 

Naast ons zaten mensen die frans spraken en hun maaltijd bestelden bij een ober, zoals die vroeger in de stationsrestauratie in Groningen werkten. Hij gaf luid en duidelijk in het frans informatie. En door zijn houding wist je onmiddellijk dat hij de baas was. Dat lokte een van de gasten uit om met de ober in discussie te gaan. Dat gebeurde toen de ober vertelde dat door de grote drukte de kip niet meer leverbaar was. De kip was op. De ober adviseerde de gast om op de kaart iets anders uit te zoeken. Hij kwam even later terug om te vragen wat de bestelling werd. De gast begon daarop heel arrogant en duidelijk voor alle gasten verstaanbaar te zeggen dat hij alleen maar kip wilde. De ober bleef kalm en zei nogmaals dat de kip op was. Dat leverde opnieuw allerlei oordelen van de ontevreden gast op. Een tijdje later werden de andere gasten aan die tafel voorzien van wat ze besteld hadden. Voor de arrogante gast was er niets. Die gaf op nog luidruchtiger toon te kennen dat hij alleen maar kip wilde.

 

Het duurde een hele tijd waarin al het bedienende personeel de tafel van de opstandige gast meed. Toen werd er met veel a plomp een deur opengegooid en verscheen de genoemde ober. Hij bleef even in de deuropening staan om iedereen goed te laten zien wat hij op zijn hand droeg. Toen alle restaurantbezoekers hem hadden gezien riep hij: “Une Poule” en schreed hij naar de tafel naast ons.

 

Op dat moment brak er een luid applaus uit in het restaurant. Waar de ober met een uitgestreken gezicht niet op reageerde. Maar zijn ogen straalden. Hij zette het gerecht heel waardig neer bij de gast aan de tafel naast ons. Daar bleef het vervolgens heel stil.

 

20-10-2016  Wim van den Bremen

 

70. Bouchra

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Heel af en toe kom ik haar tegen, Bouchra. We zijn altijd heel blij elkaar weer te zien omdat we samen belangrijke ervaringen delen.

 

Bouchra was al ouder toen ze met haar familie naar Nederland kwam. Ze is slim en had daar onderwijs genoten. Ze werd hier maatschappelijk werkster voor haar landgenoten. Ze trouwde traditioneel met een man die ook uit Marokko kwam. Die man beschouwde haar vooral als zijn bezit. Haar huwelijk werd daardoor een kleine ramp. Vanwege haar kinderen bleef ze bij hem tot dat het echt niet meer ging. Ze verhuisde naar een andere vreemde omgeving. Toen haar kinderen volwassen waren stond Bouchra er alleen voor. Dat was net iets te veel voor haar. Ze begon aan zichzelf te twijfelen en voor haar gevoel kon ze niets meer. Haar mondelinge beheersing van de Nederlandse taal was uitstekend. Maar ze kon haar kinderen niet meer vragen hoe je het schreef. En ze begreep steeds minder van allerlei woorden in de brieven van uitkeringsinstanties en zorgverzekeringen. Ze zat er echt door. 

 

Een goede kennis van haar adviseerde haar taalles te nemen en zo kreeg ik haar als leerling. Taalles geven aan intelligente leerlingen is een genoegen voor de taalcoach. Omdat ze mondeling al zo ver was, konden we verder duiken in de taal dan met de meeste andere leerlingen mogelijk is. We bespraken serieuze onderwerpen in de samenleving en hadden daar beiden veel plezier in. Het onderlinge vertrouwen groeide en zo vertelde ze van alles over haar leven.

 

Maar Bouchra sukkelde wat met haar gezondheid. Door haar geestelijke instabiliteit voelde ze zich ziekelijk. De zorgverzekeraar dacht daar anders over. Er ontstond een uitgebreide eenzijdige correspondentie vanaf de zorgverzekeraar naar haar. En zo kwam ze op een kwade dag met een dikke stapel papieren naar de taalles. Ze vroeg me of ik haar problemen met de zorgverzekeraar op wilde lossen. Ze vond dat ze het zelf niet op kon lossen, maar ik hield haar voor dat ze het wel zelf kon. Ik zou haar wel leren om dat zelf te doen. Dat begon door met haar te praten over die stapel papieren. Of ze nu echt dacht dat je uit zo’n warwinkel nog kon analyseren wat precies de problemen waren. Ze kreeg de opdracht de warwinkel thuis te ordenen. De eerstvolgende les zei ze dat ze daar nog geen tijd voor had gehad. Maar ze voelde dat ze er niet onderuit kon. Dus kwam ze daarna met haar papieren netjes geordend in een nieuw gekochte map. We konden al lezend en pratend bepalen wat ze van de zorgverzekeraar verwachtte. Daarop vroeg ze of ik de brief wilde schrijven. Dat weigerde ik omdat ik vond dat ze best zelf een brief kon schrijven. Misschien niet grammaticaal verantwoord, maar wel door de zorgverzekeraar te begrijpen. Ik bood haar aan dat als zij het concept schreef ik er nog wel even naar wilde kijken als het klaar was.  De brief werd in haar handschrift verstuurd. Niet lang daarna kwam ze er via de telefoon met de zorgverzekeraar uit. Ze was zeer tevreden en kwam nooit meer bij me met moeilijke brieven.

 

Het was duidelijk dat ze meer contacten nodig had met anderen, vooral mensen met een Nederlandse achtergrond. Dus wees ik haar op de soosbijeenkomsten die nota bene in haar eigen ouderenflat werden georganiseerd. Ze ging, maar liet me blijken dat ze het niet leuk vond. Eerst wilde ze daar niets over zeggen maar al snel bleek me dat ze daar bij binnenkomst werd aangekeken alsof ze er niet bij hoorde. Ze ging niet meer.

 

De gemeente bood sportbijeenkomsten aan voor ouderen en daar had ze het wel naar de zin. We beëindigden de taallessen omdat ze het nu te druk had. Er waren daar zelfs mensen die haar meetroonden naar andere bijeenkomsten. Zo trof ik haar een keer bij een vrouwenbijeenkomst waar ik iets met de leidster moest overleggen. Ik herkende haar eerst niet omdat ze daar met haar lange haar zat. Terwijl ik haar alleen met hoofddoek kende. Ze deed razendsnel haar hoofddoek om en begroette me heel hartelijk.

 

Vorige week waren we samen bij een afscheid van een gemeenschappelijke kennis. Toen ik naar haar toe ging om haar te begroeten stelde ze me voor aan de Nederlandse vrouw die naast haar zat. Dit is mijn grote vriend Wim zei ze. Ik glom.

 

19 oktober 2016 Wim van den Bremen

69. HARRIE IS DOOD

 

Kort geleden overleed, 85 jaar oud, Harrie Langman. Oud bankdirecteur, oud- minister en multi-commissaris. Peter de Waard schreef in de Volkskrant een mooi artikel over deze opmerkelijke man. Vanuit mijn geschiedenis verwacht je misschien niet dat ik veel aandacht aan hem wil besteden. Maar toch verdient hij dat.

 

Ik ontmoette hem ooit in de trein. We waren allebei op onze vrije zaterdagmorgen op weg naar een (verschillende) vergadering elders in het land. We kwamen bij het instappen in dezelfde coupé  terecht. Er was iets gebeurd in het land. En een medereiziger hield de voorpagina met dat nieuws voor de anderen zichtbaar omhoog. Er ontstond daar een gesprek over en tot mijn verbazing deed de oud- minister op een heel normale manier mee aan dat gesprek. Ik weet niet of de andere reizigers hem herkenden, maar op een heel niet- ministeriabele manier debatteerde hij mee.

 

Tijdens mijn werk ontmoette ik een bedrijfsdirecteur waarvan ik wist dat hij een hoge functie bij Langmans bank had bekleed. Tijdens een koffiepauze in onze besprekingen vroeg ik hem hoe het toch kwam dat al die bankmedewerkers in het uniformpak met das liepen. Alsof het boswachters of overtuigde moslima’s waren. En Langman kende ik niet anders dan gekleed in een vlotte combinatie die absoluut niet donkerblauw of grijs gestreept was. Mijn gesprekspartner begreep mijn vraag onmiddellijk. Hij verklaarde dit fenomeen uit het gegeven dat zelfs binnen die bank Langman de knapste van de klas was en zich onafhankelijk kledinggedrag veroorloofde.

 

Wat niemand mocht weten was dat de partner van Langman een studie aan een sociale academie volgde en stage liep in wat later een van de beruchtste Vogelaarwijken zou heten. Ze deed haar wek onopvallend. Met de coördinator had ze de afspraak dat haar achtergrond absoluut niet bekend mocht worden. Totdat ze was uitgenodigd om als vrouw van de bankdirecteur in Le Havre een schip te water te laten. Ze had die dag gewoon vrij gevraagd en gekregen. Maar op de scheepswerf ontstonden problemen waardoor de te waterlating moest worden uitgesteld. Daarop moest de buurtwerkster in wording naar haar baas om vrij te vragen omdat ze later alsnog naar Le Havre moest. Iedereen kon de volgende dag in de krant lezen dat ze het schip te water had gelaten. Maar er stond geen herkenbare foto bij. En de buurtbewoners lezen dat soort berichten meestal niet.

 

11 augustus 2016   Wim van den Bremen

68. MIJN BOERKINI

 

Misschien wordt het wel tijd dat ik een boerkini ga aanschaffen. Voor als het ’s zomers erg warm is. En de buren met afgrijzen kijken naar mijn blote verouderende lichaam. Met een boerkini kan ik bovendien zo buiten op de grond gaan liggen slapen. Muggen hebben geen kans.

 

Ik heb in de loop der jaren tal van vrouwen een boerkini zien dragen en ik heb daar nooit veel bij gedacht. Totdat enkele Franse burgemeesters hun frustraties over de aanslagen niet meer de baas konden. En zij die afreageerden op vrouwelijke moslims, hoewel de aanslagen in hun land vooral door moslimmannen zijn gepleegd.

 

Ik heb de mensen die de specifieke moslimakleding afwijzen, omdat het die vrouwen zou onderdrukken, ook niet kunnen volgen. In alle culturen zie je de eigen kledinggewoonten. En er zijn regionaal bepaalde modes over de hele wereld. Zo ziet de mode in Bulgarije er nogal anders uit dan die in de VS of die in Oezbekistan. Als je tenminste naar de doorsnee bevolking kijkt in plaats van naar de bovenklasse. Ze hebben allen één ding gemeen, de mensen kiezen er zelf voor. En er zullen best mannen zijn die tegen hun vrouw zeggen dat ze net zoiets aan moet trekken als de buurvrouw. Maar ik betwijfel of dat veel effect heeft. 

 

Binnen zo’n moderegio hebben mensen er behoefte aan om hun groepseigenheid te laten zien. Zo kennen we de uniformen van de boswachters, de grijze en donkerblauwe pakken van bankpersoneel en zakenlui. En wat te denken van de toga’s van rechters en advocaten. Ik heb weleens een discussie over kleding gevoerd met een president van een rechtbank die zijn toga extra had versierd omdat hij president was. Hij vond dat mensen die binnen de rechtbank actief waren aan bepaalde kledingvoorschriften moesten voldoen. En hij was echt een man die dat ook aan zijn medemannen in de rechtbank oplegde. Maar hij was geen moslimman. Nee. Hij vond de rechterlijke kleding een symbool.

 

Op het strand in Dubai zag ik helemaal bedekte vrouwen naast vrouwen in bikini van de zon en de zee genieten. Dat kon daar. Maar ook daar was er een discussie in de autochtone gemeenschap over wat wel en niet acceptabel was. Maar ik zag er ook prachtige hoofddoeken waarnaar ik met veel bewondering voor het ontwerp heb gekeken.

 

Ik heb het genoegen in een buurt te wonen met veel orthodoxe christenen. Die ’s zondags vier keer voor mijn huis paraderen in stemmig zwart. De vrouwen dragen daarbij groepseigen hoeden. Die bijna allemaal in een en dezelfde winkel worden verkocht. In plaats van hoofdoeken zoals hun grootmoeders droegen. Maar de jonge vrouwen dragen soms zeer modieuze hoeden. Binnen de groep zijn er dus ook verschillende opvattingen.

 

Maar wat gebeurt er als de regering besluit dat de rechterlijke macht zich niet zo imponerend moet gedragen tegenover de rest van de samenleving. Wat als de directie besluit dat de boswachters hun gewone kloffie maar aan moeten trekken. En wat als de samenleving gaat roepen dat mensen in blauw en grijs, kapitalistische zakkenvullers zijn en dat je dat aan hun kleding wel kunt zien?

Dan gebeurt er hetzelfde als wanneer we de boerkini gaan verbieden. Dan wenden moslims zich nog verder van de rest van de samenleving af. En ze gaan zich onderling afzetten tegen die kaaskoppen.   

 

Een verbod op boerkini ’s werkt contraproductief. Het bekort de keuzevrijheid van vrouwen en het verhindert verdere integratie. Maar het laat ook zien dat sommige zogenaamde democraten en voorstanders van vrije meningsuiting theoretici zijn, die onvoldoende beseffen hoe hun opvattingen in de praktijk geleefd moeten worden.

 

2 september 2016, Wim van den Bremen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[/swifty_text]

67. DE HOLLANDSCHE IJSSEL

 

 

Deze rivier die ooit een zijrivier van de Rijn was, kent een rijke historie. In ieder geval heeft hij na de laatste ijstijd, zo’n 14.000 jaar geleden, veel dooiwater naar onze lage landen afgevoerd. Daarbij nam hij veel slib mee dat zich langs de rivier in oeverwallen heeft afgezet. Toen het water direct na die ijstijd nog heel hard stroomde bracht het zand mee dat zich afzette als een laag die tot aan het huidige Engeland doorliep. Veel huizen in West Nederland staan met hun heipalen op deze zandlaag. Langs de zee vormde de wind met dit zand duinen. Omdat er nog geen dijken waren was de grens met de zee soms ver landinwaarts langs de zeearmen. En de duinen vormden zich ook langs de rivieren. Waar ze nog steeds herkenbaar aanwezig zijn.

 

Later vervoerde hij veel regenwater uit Duitsland naar de Noordzee. Er waren nog steeds geen dijken. Dat betekende dat er bij ernstige regenval of snelle dooi veel water vanuit de rivier over het omliggende land stroomde. Op de oeverwallen van de rivier was al vroeg bewoning. Het overstromende water veroorzaakte grote natuurrampen met veel slachtoffers. Belgische monniken die deskundig waren op het terrein van watermanagement hebben daar verslag van gedaan. In hun Belgische kloosters is dat nog steeds na te lezen. De vele rampen werden genoemd naar de heilige op wiens naamdag de ramp gebeurde.

 

Rond 1100 n.C. was de bisschop van Utrecht de hoogste bestuurder in het gebied. Hij was verantwoordelijk voor de veiligheid van de inwoners. Daarom besloot hij dat er langs de rivier een dijk moest worden gelegd. Om dat werk te betalen nodigde hij kolonisten uit om het werk aan de dijk uit te voeren tegen betaling van het recht op ontginning van het gebied landinwaarts. Dat werd uitgevoerd volgens het zogenaamde cope- systeem. Een cope is het contract waarin de voorwaarden zoals de maatvoering werden vastgelegd. Dat werd geregeld via de Coper. Loodrecht op de rivier werden parallel afwateringssloten door het veen vanaf de rivier gelegd tot aan een achterkade. Om de hoeveelheid af te voeren water te kunnen beheersen werden ook zijkades aangelegd. De daardoor ontstane polders waren niet zo groot. Het werk moest immers met schoppen en manden worden uitgevoerd. In heel het Utrechtse en Zuid- Hollandse veengebied langs de rivier kom je dit ontginningspatroon tegen. Er zijn zelfs dorpen naar vernoemd zoals Boskoop en Hei- en Boeicop. En veel van die zij- en achterkades liggen er nog steeds. Niet zelden nu als fietspad of als bewandelbare kade.

 

Omdat de Hollandsche IJssel voortaan binnen de dijken moest blijven, kon hij zijn slib niet meer op het omliggende land afzetten. Het slib kwam op de bodem van de rivier terecht. Waardoor de bodem omhoogging en de dijken telkens weer te laag bleken te zijn. 

 

Floris de vijfde was een sterke bestuurder, die veel heeft gedaan om de grondeigenaren te overtuigen van gemeenschappelijke aanpak van de dreiging van water. Omdat dit veel geld kostte werd hij daar niet populair van. Tot dan toe werd er gewerkt met het principe van “Elck syn diek”. De overstromingen in Zuid- Holland ging hij structureel te lijf door de Hollandsche IJssel in 1296 af te laten dammen bij Klaphek. Tussen Nieuwegein en Jaarsveld. Die afdamming en het oude riviertracé is daar nog steeds duidelijk in het veld herkenbaar.

 

Voor het ontzet van Leiden in de tachtigjarige oorlog bedacht Frederik Hendrik dat de paardrijdende Spanjaarden door varende Nederlanders moesten worden verslagen. En daarom werd de dijk van de Hollandsche IJssel op 4 plaatsen doorgestoken. Zo liep Zuid-Holland tot aan leiden onder water. Alleen gebeurde dat ’s zomers toen er weinig water was. Vandaar dat de Leidenaren nog tot oktober moesten wachten op hun ontzet.

 

Op 1 februari 1953 drong door een harde Noordwesterstorm opgestuwd water de zeemondingen binnen. Daardoor kon het vele water dat via de rivier moest worden afgevoerd niet verder. Een aantal dijkdoorbraken was daarvan het gevolg. In de Krimpense Stormpolder vielen dodelijke slachtoffers. Het reeds eerder gemaakte plan voor de aanpak van onze zeeweringen werd versneld in uitvoering gebracht. In de monding van de Hollandsche IJssel tussen Krimpen en Capelle aan den IJssel werd de eerste stuw met brug gebouwd. Die stuw moest voortaan het zeewater tegenhouden. De brug verving het eeuwenoude veer dat eeuwenlang de verbinding tussen het Rotterdamse en de Krimpenerwaard had onderhouden.

 

De rivier bezorgde de bewoners niet alleen overlast maar ook werk. Omdat hij zo langzaam stroomt en in zee uitmondt, waren de oevers erg geschikt voor allerlei bedrijvigheid. In de ontginningen was er land- en tuinbouw. Maar er werden scheepswerfjes gesticht die Indiëvaarders bouwden en steenfabrieken die ijsselsteentjes produceerden. Die bedrijvigheid vroeg om touw dat van de verbouwde hennep werd gemaakt. De klei voor de stenen kwam uit de rivier. En de steenovens werden gevoed met turf dat uit het veen in het achterland werd gebaggerd. De te drogen liggende stenen werden tegen de zon beschermd met rietmatten. Gemaakt van riet dat langs de oevers werd geoogst. Het bouwhout werd met houtvlotten over de rivier vanuit de haven van Rotterdam aangevoerd. In de zellingen bleef het in de palengaten liggen totdat het gebruikt kon worden. Later kwamen er bedrijven die de rivier nodig hadden voor de aan- en afvoer van hun grondstoffen en producten. Zoals veevoerbedrijven, glasblazers, kunstmestfabrieken. En met de komst van motoren en staal in plaats van zeilen en hout werden er grote scheepswerven gevestigd. Zij bouwden vissersschepen en marinevaartuigen en bulkschepen die de hele wereld over gingen. Tot op de dag van vandaag.

 

Bij de periodieke taxatie van de sterkte van de dijken is weer gebleken dat de dijken langs de rivier niet hoog of niet sterk genoeg zijn. En daarom wordt er weer hard gewerkt om dat in orde te brengen. Althans voor de komende 50 jaren.

 

2 september 2016  Wim van den Bremen

 

 

66. ALS IK ZATERDAG DAN EINDELIJK DE JACKPOT WIN…

 

Als ik zaterdag dan eindelijk de jackpot win, moet ik natuurlijk wel weten wat ik met dat geld ga doen. Bij de spaarbank zien ze me aankomen. Daar moet ik rente bijbetalen om het te mogen stallen. Dus moet ik andere bestemmingen vinden.

 

Ik kan misschien een voetballer kopen en die onderbrengen bij een club. Dat moet dan wel een Engelse club zijn. Daar betaalt de TV grote bedragen aan de clubs. En het moet ook nog iemand zijn die volgens de Engelsen goed kan voetballen. Hoe kom ik daar achter? Iemand zei me dat dit moderne mensenhandel is. En daar had zij natuurlijk wel gelijk in.

 

Woningen kopen en die verhuren aan statushouders lijkt me ook wel iets. En als ik voor die vluchtelingen geen woningen, maar bedrijfsgebouwen koop krijg ik van de regering nog geld toe. Mijn gemeente wordt geregeerd door een Leefbaar- variant dus die lopen hopeloos achter bij hun doelstelling om statushouders te huisvesten. Er is dus een grote vraag. Daar kan ik dus cashen.  Maar is dat ethisch verantwoord?

 

Vroeger zou je aandelen Shell kopen, maar in de olie is tegenwoordig niets meer te verdienen. Eigenlijk ben ik ook stom geweest door de hele tijd op de problemen met onze lucht te wijzen. Toen de mensen nog niet wisten dat je van fijnstof eerder dood gaat, was de olie veel duurder. Misschien moet ik het proberen in de alternatieve energie. Maar hoe vind ik zoveel daken om het aantal panelen dat ik na zondag van mijn geld kan kopen te plaatsen? Of ruimte op de Noordzee om een windpark te plaatsen. Natuurlijk kan ik die boeren in Brabant die zoveel waterschade leden, aanbieden om hun gewassen te verwerken tot biobrandstof. Maar dat betekent wel dat ik al die mensen snel af moet voor een contract.

 

Nu heeft mijn bank me gevraagd om een aandeel te nemen in de bank. Maar dat gebeurde in dezelfde week dat er startups bekend werden die programma’s ontwikkelen om banken overbodig te maken. Bovendien blijken ze te weinig buffer te hebben tegen slechte tijden. Dus dat is ook niet aanlokkelijk. Alhoewel, in die sector wordt voorlopig goed verdiend.

 

Een interessante investering lijkt me ook het verbouwen van wiet. Je huurt een bedrijfshal, daar staan er toch genoeg van leeg. En dan vertel je de buitenwereld dat je een veel energie vragend product gaat produceren. Zonder te zeggen wat. Je sluit een energiecontract met een pas begonnen energieleverancier. Die zijn goedkoop en richten zich vooral op nieuwe klanten in plaats van controle op de bestaande gebruikers. En je vraagt geen vergunning aan. Ik denk dat de gemeente echt niet al die leegstaande panden afloopt om te zien wat daar gebeurt. Je zou kunnen proberen om voor de omgeving een verbod op toegang aan de muur te hangen. Maar dat maakt buren meestal juist nieuwsgieriger.

 

De meest zekere investering lijkt me dan wel de voedingssector. Ik kan die mensen die bezig zijn om zeewier en algen tot voedselgrondstoffen te ontwikkelen een investering in hun onderneming aanbieden. Maar hoe lang duurt het nog voordat het van laboratoriumtesten ontwikkeld is naar rendabele fabrieksproductie? Moet ik elke keer met zo’n klein bootje de Westerschelde op om de vooruitgang te bewonderen.

 

Als je er over nadenkt is het helemaal niet leuk om de jackpot te winnen. Ik zeg mijn loterij maar op. Dat kan nog net voor zaterdag.

 

11 augustus 2016, Wim van den Bremen