121. Bijna aan de galg

 

Al sinds 1346 bezat de Heer of Vrouwe van Capelle volledige rechtsmacht. De rechtsmacht werd uitgeoefend door welgeboren mannen. In 1761 was in het Dief- en Duifhuisje Sijmen van Puffelen van der Schilden opgesloten. Hij was 63 jaar, wagenmaker en geboren in Haastrecht. Hij bekende zonder te zijn gefolterd dat hij een aantal misdaden had gepleegd. Hij had een inbraak gepleegd, een plankje gestolen, enkele goederen uit zijn verzegelde huis meegenomen en twee schuiten ontvreemd.

 

De Baljuw van het Slot eiste ophanging tot de dood erop volgt. Bovendien moest de verdachte de kosten betalen. De zware strafeis was bedoeld om af te schrikken. In Capelle kwam toen veel landloperij en andere criminaliteit voor. Drie onafhankelijke juristen brachten advies uit. Zij adviseerden verdachte naar de plaats te brengen waar normaal mensen werden geëxecuteerd. Daar moest hij met de strop om de hals met roeden worden gegeseld en gebrandmerkt. Verder moest de gevangene 25 jaar naar een tuchthuis om daar met zijn handen de kost te verdienen. Het advies werd overgenomen. Toegevoegd werd dat de veroordeelde voor altijd uit Holland en West-Friesland werd verbannen. Werd hij na die 25 jaar toch aangetroffen dan volgde een zwaardere straf.

 

De bekendmaking van de straf vond plaats op het voorplein van het Slot. Binnen werd het vonnis voorgelezen aan de gestrafte. De strafuitvoering op het schavot werd bijgewoond door de Vrouwe van Capelle en haar familie. Het voorplein was opengesteld voor een grote menigte toeschouwers. De veroordeelde werd ontkleed en met een strop om de hals op het schavot gebracht. De scherprechter van Zuid-Holland voerde de geseling en brandmerking met het brandmerk van het Slot uit. Toen viel de veroordeelde op de knieën voor de baljuw en bedankte hem voor de genadige justitie die hem werd gedaan. Meteen daarna vertrok hij met een wagen naar het tuchthuis te Rotterdam. Er werd eerst nog afgesproken dat de Vrouwe van Capelle de eventuele meerdere kosten boven het tarief bij deze gestrafte zou betalen.

 

Wim van den Bremen  10 augustus 2018

 

120. Spierpijn

 

Ik heb ineens spierpijn. Zoals ik dat lang niet heb gehad. Als ik erover nadenk is het wel logisch. Tot dat ik een hartinfarct kreeg is, achteraf gezien, mijn conditie achteruitgegaan. Geleidelijk, zo dat ik het niet in de gaten had. Er ging minder zuurstof in mijn lichaam rond en dus kon ik minder presteren.

 

Met het plaatsen van stents in de kransslagader kan er weer meer zuurstof naar mijn lichaamsdelen vloeien. Daardoor kan ik meer doen. En ik kan het langer volhouden. Het duurde even voordat ik dat besefte. Maar toen ik het merkte ben ik erop gaan reageren. Ik kan niet alleen meer, ik doe het ook. Lopen, tillen en nog veel meer. En ik hoef ook niet meer om de haverklap te gaan zitten. Om weer bij te komen van het weinige dat ik daarvoor had gedaan. Ik ga langer door. En ik probeer het sneller te doen. Mijn hart en mijn longen vinden dat prima. Die kunnen dat nu weer goed aan.

 

Maar die spieren in mijn benen, die eraan gewend waren niet zoveel meer te hoeven doen, reageren boos. Als ik harder en langer door heb gelopen krijg ik spierpijn in mijn benen. Zoals in de tijd dat ik nog aan atletiek deed, maar te weinig trainde. Dat ben ik nu gaan beseffen. Ik train te weinig. Terwijl veel mensen misschien denken dat je na zo’n infarct kalm aan moet doen, ga ik meer trainen. Anneke vraagt me tijdens het wandelen steeds of ik niet wil gaan zitten. Maar ik wil juist door. Om te zorgen dat mijn spieren weer presteren wat normaal is voor gezonde spieren. Met mijn atletiekervaring moet dat lukken.

 

27 mei 2018  Wim van den Bremen

 

119. Wie was prins Alexander?

 

Voor ons is Prins Alexander de naamgever van de polder en de woonwijk Prins Alexander. Hij was de derde zoon van koning Willem III en prinses Sophie van Würtemberg. Geen van de drie zonen leefde lang. Alexander werd 32 jaar oud. Door het eerder overlijden van zijn broers werd hij in 1879 kroonprins. Maar omdat zijn vader hem overleefde kwam hij niet op de troon. Na het overlijden van zijn moeder was zijn vader hertrouwd met Emma van Waldeck-Pyrmont. Ze kregen een dochter Wilhelmina. Omdat de drie broers toen al waren overleden werd Wilhelmina, nog als kind, troonopvolger. Met haar moeder Emma als regentes.

 

Prins Alexander was 15 jaar oud toen hij werd gevraagd om op 26 oktober 1866 de eerste steen te leggen voor het bovengemaal in Kralingseveer. Dit bovengemaal moest het uit de polder in de ringvaart gemalen water naar de IJssel pompen. De prins deed de opening graag. Met de eerstesteenlegging kreeg ook dit bovengemaal de naam Prins Alexander.

 

Bij de opening was er voor de hoge gasten een speciaal feestmenu. Ook de werknemers werden op kosten van de prins onthaald. Omdat die arbeiders tijdens de feestelijkheden niet konden werken, misten ze loon. Prins Alexander gaf hen een som geld om dit loonverlies te compenseren. Prins Alexander gaf toestemming om de polder naar hem te vernoemen.

 

Het bovengemaal heeft tot 1971 bestaan. De gevelstenen zijn toen overgebracht naar een seniorencomplex in de wijk Lage Land. Prins Alexander studeerde in Leiden maar maakte zijn studie niet af. Zijn moeder had hem zeer beschermd opgevoed. Als kind was de prins veel ziek. Ze vond hem een voortreffelijk mens maar zag dat hij geen gevoel naar vrouwen had. De prins stierf ongehuwd en kinderloos. Zijn vader vond hem niet zelfstandig genoeg en had het niet zo met hem op. Toen de prins in 1884 aan tyfus overleed was zijn vader met vrouw en kind op vakantie. Maar hij kwam niet eerder terug voor de begrafenis. Die werd daarom een maand uitgesteld.

 

10 mei 2018   Wim van den Bremen

 

118. Hulde voor onze gezondheidszorg

 

Het is een rare ervaring. In een ambulance liggen en een sirene horen. “Zijn wij dat?” vraag ik. “Ja, het was even nodig” is het antwoord. ’s Nachts met zwaailicht over de Van Brienenoordbrug. Om 3u in het Maasstadziekenhuis aankomen, waar een medisch team met open armen zegt “Kom maar”. De behandelend arts legt uit dat hij met een camera via mijn pols naar mijn hartstreek gaat om te kijken. En daarna weer naar binnen om stents te plaatsen. Je voelt niets. Wel draait er intimiderend een apparaat boven je borst. Later legt de arts uit wat er met dat apparaat is gezien. Hij toont de tijdens de behandeling gemaakte beelden. In een uurtje is het gepiept. En leggen ze je aan de hartbewaking. Vastgeketend aan een overdaad van slangen.

 

Als de metingen allemaal goed zijn, ga je naar de observatieafdeling. Weer een wereld van techniek. Alle slangen lopen nu niet meer naar een apparaat maar naar een kastje dat voor je buik hangt. Het geeft een soort kangoeroe- gevoel. Het kastje wordt draadloos afgelezen achter de verplegersbalie. Het voordeel is dat je met het kastje mag lopen. Het nadeel is dat je op de afdeling moet blijven. Met als grootste attractie een parkeerplaats voor het raam. Een geschikte situatie om in een keer een boek uit te lezen.

 

Aan het eten merk je dat het ziekenhuis in een echte volkswijk staat. Hoewel je uit veel menu’s kunt kiezen, is er geen extra groensalade beschikbaar. Dat ging allemaal terug, zegt de voedingsassistente. Wel kun je eindeloos veel toetjes krijgen van vla, yoghurt, kwark en nog meer. Mijn opmerking dat we thuis gezonder eten dan op de cardiologie verpleegafdeling wordt door de cardioloog niet tegengesproken. Ze reageert slechts met een wat cynische glimlach. Mijn Surinaamse buurvrouw op de kamer laat haar kinderen eten brengen. Ze vindt het ziekenhuiseten maar niks. Ook boeiend in een wijk waar de helft van de mensen buitenlandse wortels heeft.

 

Het is een bizarre opmerking, maar ik realiseer me dat zo’n hartinfarct de bron is van iets goeds. Je slagaders worden gereinigd, de zuurstof toevoer via je bloed wordt hersteld. Zodat je na afloop meer kunt dan ervoor. Omdat er niet gesneden en niet verdoofd is, lever je ook haast niets in op je conditie. Als je voorzien bent van een dagproductie aan medicijnen stuurt de arts je naar huis met de mededeling dat je alles weer mag doen. Ook geen dieet. Cardiologen lossen alle ongerief op met medicijnen.

 

En ondanks mijn weerzin tegen de medicijnen krijg ik grote waardering voor de kwaliteit van de Nederlandse gezondheidszorg. Hoewel ik me ook afvraag hoe het zal gaan als je ’s nachts op Schiermonnikoog pijn op je borst voelt. Daar zijn geen vijf ziekenhuizen binnen bereik.

 

13 april 2018  Wim van den Bremen

 

117 Jan en zijn honden

 

De sport beroept zich erop een belangrijke functie te hebben bij het bevorderen van respect voor mensen die anders zijn. Soms lukt dat. Maar sporters zijn ook gewoon mensen met al hun opvattingen en vooroordelen. Dat Jan Blokhuijsen uitviel over de consumptie van honden in Korea was daar een voorbeeld van. Nederlanders zien honden vooral als de meest prominente bezoekers van natuurgebieden. Die door het overvloedig achterlaten van hun mest de diversiteit aan soorten mee om zeep helpen. Daar moet je trots op zijn. En liefde voor deze dieren tonen. Dat vinden veel Nederlanders.

 

Weinigen weten dat katten een grote bedreiging zijn voor onze weidevogels. Onze poezen zijn gevaarlijk net als vossen, kraaien of maaiende boeren. Dus roepen we dat de grutto beter moet worden beschermd en dat we katten niet binnen kunnen houden. Want dat is tegen de natuur. Zelfs overtuigde christenen zijn aan de geboortebeperking. Maar waar kun je zonder kinderen nog met je zorg terecht. De oude buren moeten maar door de overheid worden verzorgd. Dus gaan we ons richten op onze huisdieren. Het bewijs dat we met veel te veel mensen in dit land wonen wordt geleverd door het toenemende aantal huisdieren dat onze leefomgeving gaat overheersen en vernielen.

 

Het verhaal van de honden van Jan herinnerde mij aan een situatie rond 1970. Na de wapenstilstand in de Koreaanse oorlog waren er daar veel kinderen ontheemd. Dat kwam door de vruchtbaarheid van de vele buitenlandse soldaten. Maar ook door het verstoren van de rust in veel Koreaanse gezinnen. Nederlandse ouders wilden Koreaanse kinderen adopteren. Maar de Koreaanse regering stopte met het geven van toestemming. Men had gehoord en gezien dat de Nederlanders ouderen in bejaardenhuizen opsloten. In plaats van ze in de familie te verzorgen. Schande! Na diplomatieke uitleg kwam de adoptie met flinke vertraging alsnog op gang. Ondertussen is de zorg voor kinderen in Korea zelf goed geregeld.

 

Maar dat kon Jan allemaal niet weten.

 

27 feb. 2018 Wim van den Bremen

 

116. In Capelle wonen boeren

 

 

Ver voordat Capelle een groeikern werd, woonden en werkten er veel tuinders en veehouders. Die hadden hun bedrijven vooral langs de ’s Gravenweg en de Bermweg. Maar ook langs de Dorpsstraat waren boerderijen. De tuinders werkten vooral met plat glas. Lage houten bakken die met glas en rietmatten waren afgedekt. Ze verwarmden hun grond door daar verse mest in te verwerken. Die mest broeide en zorgde ervoor dat er rond Pasen verse sla beschikbaar was. Later bouwden tuinders hoge glazen kassen waarin ze meer variatie in producten konden telen. Die kassen werden met ketels verwarmd.

 

De weilanden waar nu woonwijken als Middelwatering, Oostgaarde en Schollevaar zijn gebouwd, boden voedsel aan koeien. Omdat Rotterdam dichtbij was, was er veel vraag naar melk. Dat werd vooral in Capelle geproduceerd. Ook waren hier veel zogenaamde zelfkazers. Boeren die de melk van hun koeien verwerkten tot kazen van zo’n pond of tien. Die kazen werden afgeleverd in Gouda. Van daaruit werden ze verkocht als Goudse kaas. Dat zouden we nu boerenkaas noemen. Maar in die tijd waren er nog weinig industriële kaasfabrieken.

 

Bijna alle kaas was dus boerenkaas. Rotterdammers die in het weekend gingen fietsen gingen dan ook naar de boeren. Zoals ze dat noemden. En ver nadat Capelle was volgebouwd met nieuwbouwhuizen waren Capellenaren voor Rotterdammers nog steeds boeren. Dat beeld leidde ook tot wat ongemak bij sommige Rotterdammers die de stad verlieten om in de wijk Schollevaar te gaan wonen. Ze voelden zich in Capelle vooral Rotterdammer. En geen boer.

 

Veel Capellenaren werkten op de scheepswerven. Zij hadden vaak het agrarisch bestaan achter zich gelaten om een beter loon en een vrij weekend te hebben. Zij voelden zich helemaal geen boeren. Integendeel. Vanaf de 2e wereldoorlog werd er in Capelle in hoog tempo bijgebouwd. De landbouwgrond veranderde in woonwijk of tot Schollebos. De laatste boer was boer Zeeuw aan de Dorpsstraat 178.  Veel Capellenaren herinneren zich nog het geluid van het vee in de schuur langs de Dorpsstraat.

 

Wim van den Bremen  22 februari 2018

 

115. DE BOER EN ZIJN SCHAPEN

 

 

De kade van de wetering is modderig en glad. Er wordt gewerkt aan een nieuwe beschoeiing in de kwelsloot. De kade is een prachtige wandelroute. Langs griendhout en een indertijd afgebroken vervening. Daardoor zijn er prachtige plassen overgebleven. Waarin allerlei vogels zich op hun plek voelen. Behalve eenden en waterhoenen zijn er zilverreigers, kolganzen en smienten. Het gras is kort. Een teken dat er schapen op de dijk grazen.

 

Als we de bocht in de kade bij de inlaat voorbij lopen zien we ze. Een stuk of tien schapen verspreid over een lange dijk. Voorzichtig verder lopend zien we iets wits tegen de waterkant liggen. Van ver lijkt het op een papierenzak van brokjes voor het vee. Dichterbij gekomen zien we dat het een schaap is dat met zijn kop naar beneden in de wal ligt. De ogen zijn glazig, maar de poten bewegen nog een beetje. Het is duidelijk dat het dier ziek is en daar niet ligt omdat het iets gebroken heeft. We lopen verder in de richting van huizen om te zien of we iemand kunnen waarschuwen. Er staan drie huizen. Die hebben slechts verbinding met de weg via een lang smal looppad. Grotere spullen zoals gas en bouwmateriaal moeten ’s zomers over dezelfde graskade worden aangevoerd.

 

Uit het middelste van de drie huizen komt een oude man naar buiten. Eigenlijk is het niet echt een huis. Het lijkt op een tot woning omgebouwde grote houten bouwkeet. Er staan allerlei schuurtjes en werktuigen omheen. Alsof er geboerd wordt. De oude man loopt moeilijk. Hij ziet er echt oud uit. Hij heeft een bakje met voer in zijn hand. We vragen hem of de schapen van hem zijn. Dat blijkt het geval. We vertellen van het zieke schaap. Hij antwoordt dat hij dat gisteren al heeft gezien. Het is puur ouderdom van het schaap zegt hij. Het schaap gaat dood. Hij bedankt ons voor de melding. Hij vertelt verder dat hij hier leeft van zijn AOW en een klein pensioen en 12 schapen. Maar die brengen niets op. Hij heeft geen auto, alleen een brommer. Dan gaat hij langzaam lopend over de glibberige kade op weg naar het stervende schaap met een bakje voer.

 

Natuurlijk denken we eraan hoe je dat schaap uit haar lijden zou moeten verlossen. En hoe je het onderdak zou moeten krijgen. Maar alleen met een brommer lukt dat niet. Autorijden is onmogelijk. Misschien kunnen de mannen van de beschoeiing hem morgen helpen. Dat roept de vraag op wat er gebeurt als de andere schapen ook overlijden. En zou de thuiszorg de man hier in de polder kunnen vinden.  Kunnen ze hem wel bereiken als de kade weer zo nat en glibberig is. En hij in of bij zijn huis ligt. In het geval van pure ouderdom. Hier in Oukoop.

 

23 januari 2017 Wim van den Bremen

 

114. Leddet

 

 

Christenen zijn er in vele soorten. Wij kennen de protestanten en de katholieken. In Eritrea leven de Koptisch Christenen naast moslims, in vrede. De Kopten behoren tot de orthodoxe kerken. Zij hebben een eigen jaarkalender. En op die kalender is 7 januari voor hen Kerstmis. Leddet.

Een Eritrese taal leerling nodigde ons uit om bij haar thuis met haar vrienden Leddet te komen vieren. Daar gingen echter duidelijke instructies aan vooraf. We moesten om 14u komen en we mochten dan niet gegeten hebben. Leddet is de afsluiting van een vastenperiode van 40 dagen zoals die bij andere christenen ook voorkomt. De Eritreeërs gaan voorafgaand aan Leddet naar de kerk. Een soort nachtmis in een koptische kerk. Daarna wordt er samen gegeten.

 

Omdat wij nog niet gegeten hadden moest dat om 14u eerst gebeuren. Onze gastvrouw hield zich ondertussen bezig met allerlei huishoudelijke zaken en ging nog even boodschappen doen. Toen we uitgegeten waren moesten we prominent voor de tv plaats nemen. Om te kunnen kijken naar een feestprogramma van de Ethiopische TV. Het Tigrinya is een belangrijke taal zowel in Eritrea als in Ethiopië. De huidige wankele wapenstilstand tussen beide landen is ook geen probleem voor deze vluchtelingen om een kijkje te nemen in het buurland. In het programma lieten ze folkloristische dansen zien die pasten bij huwelijken en Leddet vieringen. Er traden ook artiesten op die als vluchteling in Zweden wonen.

 

Nadat de dames zich hadden omgekleed in hun mooiste kleren, schoven ze aan voor het drinken van koffie. Het zetten en drinken is een ceremonie op zich. Eerst worden er op een speciaal oventje in de kamer op een houtvuur koffiebonen geroosterd. Iedereen moet even aan de geroosterde bonen ruiken. De bonen worden gemalen en in een speciaal kannetje gedaan. Daar wordt water bij gedaan en op het houtvuurtje verwarmd. Je ruikt daarbij duidelijk de eucalyptusgeur die uit het brandende hout opstijgt. Als de koffie klaar is wordt ze in hele mooie kleine kopjes op nog mooiere schoteltje ingeschonken. Een van de vriendinnen leek wel gevraagd voor dit koffie zetten. Want ze ging er maar mee door.

 

Als teken van integratie had de gastvrouw voor ons een sapje gehaald en voor ons ingeschonken. Maar de Eritreeërs dronken niet anders dan koffie. Toen ik een keer de koffie afsloeg, ging een van de vrienden weg om een fles wijn te halen die ook duidelijk alleen voor ons bestemd was. We hebben dat opgevat als een extra teken van gastvrijheid. En als gevorderde kennis van de Nederlandse samenleving. Ondertussen ging het koffiedrinken door. Wij vroegen ons af of er niet gedanst ging worden zoals op tv te zien was. Maar de gastvrouw gaf duidelijk aan het te willen laten, bij kijken naar de TV. Wat verder opviel was de opmerkelijke gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. En hun huidige verblijfplaatsen. Een vriendin kwam uit Terneuzen, een ander uit Amsterdam en een vriend uit Zurich Zwitserland. Hun enorme gastvrijheid maakt me als Nederlander jaloers.

 

9-1-2018 Wim van den Bremen 

113. Zorgen, twijfels, kansen

 

 

De Natuur en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard NVWKis druk bezig met de toekomst van de Krimpenerwaard. Inbreng in plannen om de biodiversiteit te vergroten wordt vol energie geleverd. Ondernemers zoeken naar mogelijkheden om cranberryteelt te ontwikkelen. Proeven lopen om allerlei andere planten in de natte waard te laten groeien. Het hoogheemraadschap probeert met drainage/irrigatie de bodemdaling te vertragen. En met toevoeging van mest en rioolafval de bovengrond minder oxydabel te maken. En dan is er ook nog mw. Sybilla Dekker die een visie op de toekomst van de Krimpenerwaard gaat ontwikkelen.

 

In mijn bestuurlijk verleden heb ik geleerd, dat degene die het eerst met verstandige ideeën komt de meeste kans maakt dat ze in een visie worden opgenomen. Inspraak in plannen betekent niet dat je een informatieavond bij mag wonen. Inspraak betekent dat je op die avond, maar liefst nog eerder, je eigen opvattingen neerlegt. Binnenkort lijkt het me voor de NVWK zo ver. En daarom wil ik nu al een aantal zorgen en twijfels, maar ook kansen die ik zie, in de discussie inbrengen.

 

In de jaren vanaf de 2e wereldoorlog is het aantal mensen dat werkzaam was in een agrarisch beroep gezakt van 15% naar 5%. Vele arbeiders zijn van het land omgeschoold naar de bouw, naar werk op Schiphol enz. Ik heb aan verschillende van die reorganisatieplannen meegewerkt. Kleine boeren ondergingen hetzelfde lot. Mijn opa moest midden vijftiger jaren al zijn bestaan als boer op de Veluwe opgeven.

 

Ik hoor nu boeren in de Krimpenerwaard hardop klagen. In de race naar rentabiliteit via schaalvergroting hebben ze een groot aantal extra hindernissen ten opzichte van andere veehouders op de wereldmarkt. Er is een pact om de belangen van veeteelt en natuurontwikkeling beter op elkaar af te stemmen. Het Hoogheemraadschap voert plannen uit om ons de komende vijftig jaar tegen overstromingen te beschermen. Oud-minister en agro- intellectueel Veerman adviseert de boeren om te zoeken naar andere verdienmodellen.

 

Maar ik verwacht dat de wereld over vijftig jaar gewoon nog bestaat en door draait. En dat er dan grotere dijkversterkingen nodig zijn. En dat de waard dan nog weer dieper ligt. Ik heb gezien dat de oudheidkundige vondsten uit de eerste eeuwen na onze jaartelling in Dordrecht op 6 m diepte zijn opgegraven. Dat roept de vraag op of we niet anders met het probleem van de dalende waard moeten omgaan.

 

En hoe denkt Nederland om te gaan met de financiering van grote maatschappelijke opgaven, zoals de zorgkosten, het handhaven van vrede in de wereld, het alsmaar verhogen van onze dijken. Kunnen we, en dus willen de Nederlanders, daar straks steeds hogere belastingen voor opbrengen? Ik vind dat we die problemen ook niet alleen op het bordje van de veehouders mogen laten liggen.

 

Mensen die in de waard een tuin hebben, weten dat de proeven die nu lopen succes zullen hebben. Zij hebben dat al eerder uitgevonden. Maar ze weten niet wat ze kosten. Ze vermoeden echter dat dit niet in een bedrijfsmatige exploitatie rendabel te maken is. Dus ook maar weer de belastingbetaler laten betalen?

 

De waterstand in de waard moet omhoog!

 

Wij mogen de veehouders niet in een verzopen waard failliet laten gaan. De veehouders moeten volgens mij afstand doen van hun melkproductievee. We moeten ze wel de kans geven hun brood te blijven verdienen. Ze krijgen daarom de kans om achter hun woningen een energiepark te bouwen van zonnepanelen. In de buurt van de huidige hoogspanningsmasten mogen ze ook investeren in windmolens. Bestemmingsplannen maken het mogelijk om hun boerderij te verbouwen tot grondgebonden woningen. Ze accepteren dat hun weiden omgezet worden in plas/dras gebieden. En ze worden geholpen om zich om te vormen tot recreatiebedrijf. Boeren die dat willen worden met behulp van loopbaanbegeleiding omgevormd tot techneuten, ICT ers en of andere beroepen waaraan behoefte is. Het Zuid Hollands Landschap houdt op met het door plaggen omzetten van weiland in natuurlijk grasland. Ze begeleidt in plaats daarvan de ontwikkeling van weidegrond naar natuurlijke veenvorming. Onze kennis van waterstandbeheersing wordt ingezet om de dorpskernen af te zonderen van het nieuwe veen, zodat de dorpen toegankelijk blijven. Nieuwe woningen worden bij voorkeur gebouwd op drijvende plateaus. En ophogingen geschieden vooral met schuimplastic waarop de bovengrond wordt teruggebracht. Het Hoogheemraadschap pompt alleen nog het water weg uit de dorpen en rond de belangrijkste wegen. Het overige grasland wordt ingezet als boezem in het kader van Ruimte voor de rivier.

 

Voor deze investeringen wordt hulp gekregen uit het Europese fonds voor de modernisering van de landbouw.

 

1 januari 2018  Wim van den Bremen

 

112 De toren van de dorpskerk

 

 

Deze toren is niet van de kerkgemeenschap maar van de gemeente. Dat is in veel plaatsen zo. In veel gemeenten is een centraal gelegen toren vaak eigendom van de gemeente. Daar was een goede reden voor. In vroeger jaren beschikten we niet over telefoon, televisie en zeker niet over amber-alert. Maar ook toen had de gemeente de taak de bevolking te waarschuwen als er gevaar was. Daarvoor werd dan de torenklok geluid.

 

In Capelle kwam daar nog een functie bij. Aan de zuidkant van de toren was jarenlang een aanbouw waarin de brandspuit werd gestald. In de aanbouw die er nog steeds is waren daarvoor twee grote deuren. Het koetshuis naast de voormalige burgemeesterswoning Kerklaan 6 diende ooit als stalling van de paarden die de brandspuit moesten trekken. En als er dan brand was geweest moesten de slangen drogen. Daartoe werden ze in de dorpstoren opgehangen. De deuren van de stalling in de toren zijn bij de restauratie in 1959 vervangen door baksteen.

 

Hoewel Capelle al zo’n 900 jaar geleden, een kerk (kapel) had, was dat niet de kerk met toren die er nu staat. Ridder Jan van Beieren vernielde de kerk 600 jaar geleden, tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Die kerk werd later weer herbouwd. Het was ooit een katholieke kerk. Maar in deze streken kwam de reformatie. De katholieke kerk werd een protestantse kerk. Dit ging soms nogal hardhandig. We kennen het verhaal over de beeldenstorm. We moeten dus aannemen dat de dorpskerk bij die overgang stevig “verbouwd” is. Ruim 200 jaar geleden brandde de toren af en hij werd in1806 herbouwd in de huidige vorm. Als je voor de toren staat kun je lezen wie daar allemaal voor gezorgd hebben.

 

De Duitse bezetters namen de kerkklok mee toen ze in Capelle waren. Het kostte heel veel moeite om de klok terug te vinden. Uiteindelijk werd hij teruggevonden in Groningen. In 1946 kon de klok weer in de eigen toren opgehangen worden.

 

18 12-2017 Wim van den Bremen

 

111. Mijn wespen

 

 

Veel mensen vinden wespen gevaarlijk. Volgens mij is dat onterecht. Ik wist niet zo goed dat wespen heel veel insecten nodig hebben om hun larven te voeden. Nu ik dat weet ga ik anders met “mijn” wespen om.

 

In het voorjaar heb ik in mijn fruitbomen behoorlijk last van motvlinders. Ze leggen eieren op het blad en de uitkomende motlarven eten die bladeren op. Wat er overblijft zijn van die spinsels met zwarte puntjes wat hun ontlasting is. Dat is niet echt heel schadelijk, maar een boom kan daar veel last van hebben. Dat bladgroen is nodig voor gezonde bomen en vruchten.

 

Wespen blijken die motvlindertjes graag te lusten. Ze voeren ze aan hun larven. Die geven de werkwespen daarvoor een zoete vloeistof terug. Die vloeistof dient als brandstof voor de werksters. Gedurende het voorjaar en de vroege zomer heb je dus geen last van die wespen. Integendeel. Ze doen heel nuttig werk.

 

Als de larven zijn uitgekomen geven ze dus geen brandstof meer terug. En gaan de werksters op zoek naar zoetigheid. Dat vinden we vervelend. Omdat een wesp slechts een seizoen leeft, zou je kunnen denken dat doodmaken niet erg is. Maar een dode wesp vangt ook geen muggen meer. Wegjagen met andere geuren zoals van kruidnagel en geranium is effectiever. Dat blijkt uit onderzoek. Ik laat valfruit voor ze onder de boom liggen. Dan komen ze niet zo gauw naar het huisje.

 

Er blijft maar één wesp leven gedurende de winter, de koningin. Na bevrucht te zijn verstopt ze zich in een nis of een holletje en gaat daar vanaf april eitjes leggen voor een nieuwe generatie.

 

Samenwerken met de wespen lukt dus het beste als we in de winter, het voorjaar en de zomer geen wespen bestrijden. En is het nu echt erg als er zoals deze zomer een wespennest in een muizenholletje in mijn tuin zat? Ik heb het onkruid er omheen even laten staan. En de wespen hebben geen steek uitgedeeld. “Ze voerden veel steken uit”.

 

Meer informatie vindt u op internet onder Meldpunt Ongedierte.

 

Wim van den Bremen, 18 december 2017

 

110. Mijn hermelijnen

 

 

Onlangs was het al voor de tweede keer dat ik een hermelijn op mijn tuin zag. Het diertje schoot als een pijl met een grote sprong over een pad. Net op het moment dat ik die kant op keek. Een hermelijn is zo’n 25 cm. lang, is lichtbruin en heeft een zwarte punt aan zijn staart. Ik vermoed dat hij onder mijn huisje een nestplaats heeft. Dat is niets bijzonders omdat er ook al eens konijnen onder zaten. Tot dat ik de eerste hermelijn zag. Een mannetjeshermelijn heeft een groot territorium van 4 tot 50 ha. En in dat leefgebied heeft hij soms wel 10 nestplaatsen. Vrouwtjes hebben een kleiner leefgebied. Mannetjes bevruchten daarom soms meerdere vrouwtjes in hun territorium. Echt jongen groot brengen gebeurt bij mij niet. Anders had ik wel meer sporen en uitwerpselen gevonden. Ik ben blij met de hermelijn omdat hij jaagt op konijnen en de muizen en ratten waar we soms last van hebben. Voor dat ik het dier zag had ik al het idee dat er minder muizen waren. Nu hoop ik maar dat mijn collega- tuinders niet met gif achter de (woel)muizen en ratten aan zitten. Want als een hermelijn een vergiftigde prooi eet is het met de hermelijn ook gebeurd. En wordt het evenwicht in onze micro- natuur verstoord.

 

Hermelijnen voelen zich, net als andere dieren, het best thuis in een wat rommelige omgeving. Met takken en verlaten holen. Water is voor hen geen belemmering. En het Schollebos als buurman is natuurlijk ideaal. Meer informatie is te vinden op Wikipedia.

 

Wim van den Bremen, 30 november 2017

 

109. Boodschappen thuis

 

 

Uw boodschappen thuis bezorgd is erg in opkomst. Grootgrutters proberen zich te profileren met het gemak van thuisbezorgen. Voor nog geen € 5 brengen ze de boodschappen bij u thuis in de keuken. Het wordt gepresenteerd als nieuw. En vooral voor jonge mensen is nieuw aantrekkelijk. Maar nieuw is het niet.

 

Toen ik vanmorgen die auto van AH weer zag rijden moest ik denken aan boodschappen doen bij mijn ouders. Die boodschappen werden ook al thuisbezorgd. Ik zie de bezorger van de COOP nog aankomen op zijn bakfiets. Hij was vast huzaar geweest in het leger want zijn O- benen pasten perfect om het zadel. Hij zorgde voor het brood. En een ander zorgde voor de andere boodschappen. Het waren vaste bezorgers die veel bij ons thuis kwamen. En die tot de vaste kennissenkring gingen behoren. Er was ook een melkboer en een groenteboer. Ze kwamen graag langs om de bestellingen te halen en te brengen. En de bezorgkosten zaten bij de prijs in. Soms hadden bezorgers moeite met hun zware karren. Ze kwamen daarom met paard en wagen. Of met een hondenkar. Dan was er tussen de wielen van de handkar een tuig gemonteerd, waarin een hond de kar mee kon trekken.

 

Mijn moeder had trouwens twee kruideniers, die om de week aan de beurt waren om te leveren. De ene was zoals gezegd de COOP. Dat was uit principe. Die keuze had ze meegebracht uit haar geboorteplaats waar alles via de COOP werd gekocht. De tweede was een buurtondernemer die nog geen onderdeel was van een concern. Wel was hij al aangesloten bij een of meer inkoopcombinaties. Hij was voor ons leverancier omdat hij zijn winkel om de hoek had. En omdat zijn kinderen ook bij de padvinderij waren.

 

Moeilijker was het voor officiële persoonlijkheden zoals plaatselijke politici, artsen en vooral predikanten. Omdat er in die tijd nog in zuilen werd gedacht kochten zij bij de leveranciers die bij hun club hoorden. Maar in een dorp dat helemaal hervormd of katholiek was gaf dat keuzeproblemen.   Zo waren er in een ander dorp 4 hervormde melkboeren, die regelmatig naar de kerk gingen. De vrouw van de dominee had in de hal van de pastorie een kalender waarop ze bijhield welke melkboer in welke week aan de beurt was. Het geldverkeer was daarbij een aparte zaak. Vaak werd er in boekjes genoteerd wat er gekocht werd. En dat werd een keer per week of per maand afgerekend.

 

Ook de belastingdienst werkte soms zo. Een aantal keren per jaar had deze dienst zitting in een café. Omdat het belastingkantoor te ver weg was voor de mensen. Daar konden ze dan hun belasting komen betalen. Omdat de dienst streng was stond er altijd een lange rij. Soms was het café daarvoor te klein en stonden de mensen buiten. Al dat kasgeld kon ook een probleem worden. Het werd verzameld in emmers of grote zakken. Als de belastingdienst een aantal dagen achter elkaar zitting hield moest het geld ’s nachts ergens bewaard worden waar inbrekers het niet zouden kunnen vinden. Zo werd het soms in de emmers in de stal gezet. Of de zakken ergens op zolder verstopt. In hetzelfde café dus. Terwijl de belastingambtenaren naar huis gingen. Als de inners klaar waren namen ze het geld in grote tassen mee in de bus naar hun belastingkantoor. Een kluis in een café dat vonden ze nog niet echt nodig. En een geldauto had de belastingdienst niet. Daar hadden ze ambtenaren voor.

 

30-10-2017 Wim van den Bremen

108. DE KAT

 

 

Hij was ooit politieman. Sterk en een persoonlijkheid. Van de sterkte is echter weinig overgebleven. Hij voelt zich nu oud en hulpeloos. En hij gedraagt zich nog ouder en nog hulpelozer. Hij had tot voor kort een vrouw, vertelt hij. Nee, niet dat hij met haar sliep. Ze woonde bij hem en ze verzorgde hem. Hij voelde zich ondanks haar ellendig. Daarom deed hij een poging om zich van het leven te beroven. Dat mislukte. De vrouw had met die ervaring geen zin meer om bij hem te blijven. Ze vertrok. Ze komt nog wel regelmatig langs om te zien wat hij nodig heeft. Maar in zijn beleving is ze weg.

 

Hij heeft bij de gemeente een scootmobiel aangevraagd. Dat is hem geweigerd omdat hij nog te ver kan lopen om voor dat voertuig in aanmerking te komen. Dat vindt hij oneerlijk omdat zijn buren  rondracen in hun scootmobiel, die ze als voorziening hebben gekregen. Ik heb dat niet goed aangepakt, zegt hij daarover. En zakt weer weg in gejammer over zijn hulpeloosheid.

 

Toen hij een keer op stap was zag hij een kat die met hem mee liep. Hij pakte de kat op en nam haar mee naar huis. Toen hij de kat een tijdje in huis had vond hij haar toch niet prettig. Hij nam haar weer op, zette haar ergens af en reed weg. Een tijd later kwam er een andere kat bij zijn voordeur langs. Hij deed de deur voor haar open en liet de kat binnen. Sindsdien is de kat gebleven. Hij voert haar en neemt haar regelmatig in zijn armen. Dan praat hij met haar. Als ik hem vraag of dat helpt tegen eenzaamheid, schudt hij zijn hoofd. Nee, hij is niet eenzaam maar hij voelt zich fijn samen met de kat.

 

1 november 2017  Wim van den Bremen

 

107. IS VEILIGHEID IETS VOOR BEWONERS OF VAN BEWONERS?

 

 

Een tijdje geleden werden me via een gemeentelijke enquete vragen gesteld over veiligheid, toegespitst op woninginbraken. Ik vond die vragen erg suggestief omdat ze ervan uit gingen dat technische beveiligingsmiddelen ons van woninginbraken moeten verlossen. Ik vind dat een verkeerde gedachte, omdat inbrekers op die manier ongemoeid blijven. En waarschijnlijk hun werkterrein naar elders verleggen.

 

Je kunt natuurlijk denken als wij het hier goed voor elkaar hebben moeten ze in de buurgemeenten maar zien hoe ze dat zelf oplossen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat goede sloten aan te bevelen zijn.

 

Via de media bereiken ons allerlei berichten dat de politie te weinig misdrijven oplost. En dat de politie geen betere resultaten kan bereiken als de bevolking haar niet helpt.  Er werd hier ook een veiligheidsconferentie gehouden, waarbij bestuurders, ambtenaren en anderen die zich belangrijk voelen bij dit thema, waren uitgenodigd.

 

Er zijn hier in de afgelopen jaren al een aantal initiatieven uitgevoerd. Initiatieven waarbij buurtbewoners actief samenwerkten om verdachte situaties te melden. En om zo daders van overtredingen en misdrijven te kunnen pakken. Die activiteiten werden door de buurtagenten zeer gewaardeerd. Maar omdat bestuurders en politieleiding deze activiteiten niet faciliteerden stierven ze allemaal een zachte dood. Ik ben dus benieuwd hoe de deelnemers aan de conferentie de bewoners opnieuw willen activeren om mee te doen. Hopelijk komen ze verder dan te zeggen dat de bewoners zelf maar een WhatsApp- groep moeten vormen. Er moeten duidelijke afspraken komen over de communicatie met de politie in de wijk. Ook als de buurtagent vrij is. En er moet altijd worden teruggekoppeld als er vanuit de bevolking een melding is doorgegeven. Om hen te informeren over het gevolg van de melding. Zodat ze zien waarvoor ze het doen.

 

Waarschijnlijk zullen de bestuurders hierop zeggen: “Natuurlijk!”. Niet beseffend dat de initiatieven in het verleden strandden omdat wat bestuurlijk natuurlijk werd gevonden, in de uitvoering niet goed tot stand kwam. De geschiedenis kan zich ook hier herhalen. Het beleid is pas goed als de uitvoering het waarmaakt. 

 

De vraag voor bestuurders is dan ook: Hoe maak je bewoners eigenaar van hun eigen buurtveiligheid.

 

24 oktober 2017 Wim van den Bremen

 

106. Eindelijk techniek op school

 

 

De wethouder stelt zelf de vraag. Waarom wordt er wel rekenen, schrijven en lezen op school gegeven, maar geen techniek? Hij vraagt dat bij de Startbijeenkomst van Kennis voor Kids in een plaatselijke basisschool. Hij geeft daarna ook zelf het antwoord. Omdat veel leerkrachten in het basisonderwijs er niet voor zijn opgeleid. En omdat het leerplan daar nog niet in voorziet. Hij is dan ook erg blij met het aanbod van het bedrijf BP om leerkrachten op basisscholen te helpen met het geven van technieklessen in de klas.

 

Het is een gezellige boel. Er is muziek, versieringen en wat te drinken en te snoepen. Er wordt snel een soundcheck gedaan en dan komen de kinderen binnen. Er zijn 125 kinderen van drie basisscholen. Ze worden in groepjes van vijf op een afgebakend stukje vloer neergezet. Met heel mooi en spannend uitziende kisten waar Kapla op staat. De schoolschoonmaker zoekt aarzelend zijn weg om de kinderen heen naar een veilige plek. De kinderen krijgen op hun knieën gezeten nog een peptalk van de juf. En dan begint iemand van de groep Link met de presentatie. Hij vraagt aan de kinderen wat zij vinden van techniek in de lessen. Daarbij komen al de eerste slimme antwoorden. Dan roept hij de Engelse BP-directeur naar voren voor een interview. Die vertelt in heel goed verstaanbaar en kindvriendelijk Nederlands dat hij de kinderen op school wil vertellen hoe zonenergie tot stand komt. Dat gebeurt met een zonnecel, een auto en een ventilator. In het project Kennis voor Kids worden kinderen vertrouwd gemaakt met techniek aan de hand van allerlei proeven. Medewerkers van BP helpen de leerkrachten daarbij in de klas.

 

En dan volgt het interview met de wethouder. Hij hoopt dat vele en goede ervaringen met dit project op den duur zullen leiden tot een aanpassing van het leerplan. Dan begint het project met het bouwen van torens. In de Kapla kisten blijken Kabouter Plankjes te zitten. En met die plankjes moeten de kinderen, geholpen door een volwassene, een zo hoog mogelijk toren bouwen. Daarbij komen al direct allerlei verschillen aan het licht.

 

Er zijn er die met een extra stevige fundering beginnen. Anderen stapelen de plankjes op hun breedste kant om zo snel mogelijk hoogte te krijgen. Belangrijk is het om goed samen te werken en geconcentreerd te blijven. Ongeveer de helft van de groepjes ervaart, dat het heel moeilijk is evenwicht te bewaren, als hun toren omvalt. Uiteindelijk zijn er drie torens hoger dan drie meter. De winnaars van de toren met 3.12m krijgen een vrijkaartje voor de Rotterdamse Ontdekhoek. Een soort kindermuseum waar kinderen ook zelf kunnen experimenteren. Zo´n vrijkaartje is er ook voor degenen die het snelst hebben opgeruimd.

 

Martijn kijkt heel ernstig als hij mij vertelt het een erg leuk project te vinden. En Dolany straalt als ze zegt dat het vooral gezellig is. Dan krijgen de kinderen nog een show van Luuk en Sandra aangeboden met limonade en poffertjes. Sjoerd Gunnewijk vertelt dat dit het eerste project is van BP in Nederland. Maar in Engeland draait het al 40 jaar en in Duitsland willen ze er ook mee beginnen. Hij is zelf als vrijwillige BP-medewerker bij het project betrokken. Hij vindt het heerlijk om met enthousiaste en nieuwsgierige kinderen dit werk te doen. Binnen het bedrijf heeft het management ruimte gegeven om ieder die dat wil zo´n 8 tot 16 uur in werktijd aan dit project te besteden. Daarnaast zijn de medewerkers getraind om dit werk met kinderen goed te kunnen doen.

 

Schoolhoofd Semper vindt de relatie school en bedrijf goed. Hij wil dit aanbod niet zomaar laten passeren. Voor al te commerciële situaties is hij niet bang. Kinderen zijn niet dom. Ze worden buiten de school ook doodgegooid met reclame en ze weten daarin heel goed hun weg te vinden. Maar natuurlijk moet de school daar wel op letten. Dit project Kennis voor Kids geeft een verbreding van de toch wat eenzijdige schoolcultuur. En dat vindt hij alleen maar winst.

 

11 oktober 2017 Wim van den Bremen

 

105. Onze voorouders maakten prima dijken

 

 

Uit onderzoek aan een oude dijk tussen Lekkerkerk en Bergambacht is gebleken dat onze voorouders zo rond 1300 heel goed wisten hoe ze dijken moesten maken. Dat concludeerde het technisch adviesbureau Geodelft. In 2003 heeft Rijkswaterstaat onderzoek gedaan naar de opbouw van de oude dijk bij Camping de Nes. Eind 2001 werden er al drukproeven op die dijk uitgevoerd om te zien bij welke belasting de dijk zou bezwijken. Toen al bleek dat de dijk haast niet om te krijgen was.

 

Bij dit onderzoek is er in de oude dijk gegraven om te zien hoe de dijk was opgebouwd. In het gegraven profiel was heel goed te zien hoe de dijk aan de binnenkant was gaan glijden toen in 2001, de (kunstmatige) druk op de dijk uiteindelijk toch te hoog werd. Geodelft heeft deze metingen in haar rekenmodellen verwerkt. Daarbij is gebleken dat men tot dan toe meer extra zekerheid in de berekeningen had zitten dan op grond van deze praktijkproeven nodig was. Rijkswaterstaat heeft deze opmerkingen echter gerelativeerd. De laatste opvattingen over klimaatverandering leidden juist tot een verhoging van de normen voor waterstanden die men bij dijkontwerpen moet aanhouden. Maar anders zouden die normen nog meer verhoogd moeten worden, voegden zij eraan toe. Ze werkten mee aan het ontwerp voor een aantal dijkvakken langs de Lek die toen nog moesten worden versterkt.

 

De dijk bij camping de Nes heet op oude kaarten van het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard de Hoge Nes. Het is een hoog zandig gedeelte dat in de Lek uitstak. Om de Lek meer ruimte te geven is deze flessenhals er nu uitgehaald. De nieuwe dijk ligt enige tientallen meters landinwaarts. Volgens Rijkswaterstaat was de Hoge Nes vroeger een bedding van de rivier waar het water harder stroomde. Daardoor werd daar geen klei maar zand afgezet. Omdat de veenlagen ter weerszijden van de rivier inzakten, kwam de bedding van de rivier hoger te liggen dan de gronden langs de rivier. Toen de rivier bedijkt werd, werd de dijk op de Hoge Nes aangelegd. In de voor het onderzoek gegraven sleuven kon men goed zien hoe men dat deed. Er werd alleen maar klei, zonder echt systeem, steeds in hopen op elkaar aangebracht, totdat men de dijkhoogte had bereikt. Tegenwoordig bouwt men om de kosten te drukken dijken van zand die met klei worden afgedekt.

 

In een van de sleuven is ook een oude inlaat gevonden. Oude inwoners van de streek

weten nog dat er vanaf 1921 een aantal droge jaren waren. Waarbij de (zand) gronden van de Nes erg van de droogte te lijden hadden. Op verzoek van de boeren is er toen een inlaat in de dijk gemaakt om het boerenland van water te voorzien. Een muur waarmee de inlaat in de dijk verstevigd werd is opgegraven.

 

Het Archeologisch bureau Raab begeleidde voor Rijkswaterstaat deze opgravingen. Zij kregen een inzicht in de werkwijze en constructies die onze voorouders bij de aanleg van dijken gebruikten. Vondsten van bewoning waren er niet. De afgraving is bijzonder omdat men maar heel zelden de gelegenheid heeft om in een niet meer functionerende dijk te graven.

Nadat de archeologische afgravingen gereed waren heeft de aannemer van de dijkversterking de oude dijk verder helemaal weggraven. De grond werd daarbij naar elders afgevoerd. Het gebied van de oude dijk werd herschapen in een uiterwaard waarin een begin van kreken was gegraven. Hierdoor kan er in dit riviergebied meer water worden geborgen. Waardoor overstromingen worden tegengegaan. Het gebied werd verder aan de rivier overgelaten, waardoor het natuurlijk ging begroeien. Eerst met allerlei rietsoorten en later ook met bomen als wilg en els. Het gebied kreeg hetzelfde aanzien als het eerder bij Lekkerkerk afgegraven bedrijfsterrein van Zanen Verstoep in Opperduit.

 

7 oktober 2017 Wim van den Bremen 

 

104. Schiphol

 

 

Het zal rond 1994 zijn geweest. Iemand belde om mij te waarschuwen dat zijn werkgever een studie ging doen naar de beste vestigingsplaats in West Europa. Hij was bang dat verplaatsing werkgelegenheid zou kosten. Het ging om een grote Amerikaanse multinational die in Alphen aan de Rijn investeringsgoederen leverde. We spraken af dat ik de directie om een gesprek zou vragen. Hoewel Amerikanen vaak panisch reageren als een vakbond belt, viel dat hier mee. De Nederlandse directie realiseerde zich dat de verhoudingen in Nederland nogal anders zijn dan in de VS. Het gesprek kwam er dus. De directie informeerde mij dat de bazen in de VS wilden weten wat de beste vestigingsplaats voor hen was voor hun activiteiten in heel West- Europa.

 

Toen ze me dat vertelden, was mijn antwoord duidelijk. Nergens in Europa kon je op elk moment van de dag goederen versturen naar alle plaatsen op de wereld, behalve via de haven van Rotterdam en via Schiphol. Daar kon dat wel. Voor mij stond de uitslag van de studie dus al vast. Want Alphen aan de Rijn ligt perfect tussen Rotterdam en Schiphol in. Dat dat klopte bewijst het feit dat de firma daar nog steeds zit. Maar tegenwoordig zijn er meer plaatsen in Europa waar dat kan.

 

In de pers las ik dat Schiphol vol is, en dat daarom met name vrachtvluchten nogal eens niet kunnen worden gepland. De vrachtvluchten worden verdrongen door goedkope toeristenvluchten. Het is zonder meer duidelijk dat toeristenvluchten een hoop werkgelegenheid genereren op een vliegveld. Schiphol heeft in het verleden een hoop werknemers aangenomen die hun werk in de agrarische sector waren kwijtgeraakt.  In de bagageafhandeling gaat het ook nog vaak om laaggeschoolde werkgelegenheid, waarvoor elders soms weinig aanbod is. Besturen zullen dus terecht heel blij zijn als een vliegveld die mogelijkheid wel biedt. Maar het moet toch niet zo zijn, dat daardoor het hoger geschooldheid vragende werk in gevaar komt. Ik heb dan ook begrip voor een bestuurder die er voor kiest een multinational te behouden ten koste van een natuurcamping. Terwijl je weet wat ik van een natuurcamping vindt.

 

Als ik kijk naar de afwikkeling van vluchten in Rotterdam is daar nog heel veel ruimte om extra vluchten van Schiphol over te nemen. Dat beeld heb ik ook van Eindhoven. En van Weeze, net over de grens bij Nijmegen. Die zouden die toeristenvluchten toch over moeten kunnen nemen. Net als Lelystad straks. Wat mij daarbij opvalt is dat er in het Aldersoverleg alsmaar wordt gesproken over locaties. En over overlast. Maar dat het tot nu toe te weinig ging om voorschriften voor vlieghoogten. Een demissionaire staatssecretaris zegt dat aanpassing van vlieghoogten snel kan worden geregeld. Dat bewijst dat ze daar in de afgelopen periode, dat ze niet demissionair was, kennelijk niet naar heeft gekeken. Ook vliegmaatschappijen zullen moeten beseffen dat Nederland meer dan overbevolkt is. En dat als je al die mensen ook nog per vliegtuig wilt vervoeren, je hoger moet gaan vliegen om de omwonenden niet gek te laten worden van het lawaai.

 

Overigens woon ik zelf onder een vliegroute van het vliegveld in Rotterdam en onder een andere vliegroute van Schiphol. De overlast is verwaarloosbaar. En dat komt doordat de overheid eisen is gaan stellen aan de hoeveelheid lawaai dat de vliegtuigen maken. De oude lawaaischoppers mogen er niet meer komen. Sindsdien zijn er nauwelijks meer klachten. Dat wordt helemaal goed als er belasting op vliegtuigbrandstof geheven gaat worden. En we de HSL gaan gebruiken.

 

4 oktober 2017 Wim van den Bremen

 

103. Nette mensen

 

 

Nette mensen dansen niet. Die indruk kreeg ik toen we onlangs een concert bezochten met Sinti- en Roma muziek. Het was in een klein theater gerund door vrijwilligers. Er werd gespeeld op een viool, een klarinet, een cimbaal en een bas. Ze speelden op een kwalitatief hoog niveau en het was dus genieten. In dit minitheater met 70 zitplaatsen zijn regelmatig voorstellingen van allerlei aard. Ze worden bezocht door de plaatselijke culturele elite. De meesten kennen elkaar wel ergens van. Het zij van kunstreizen, van koren of van een schildercursus.

 

Sinti- en Romamuziek is spontane muziek. Ik zou zeggen niet burgerlijk. Het is spontaan uit mensen opkomende muziek. Ook al zijn het ingewikkelde melodieën om te spelen, de muzikanten spelen het uit hun hoofd zonder papier. Daarom is het bijzonder dat de mensen die niet burgerlijk willen zijn bijna nooit op deze voorstellingen af komen. Ook in dit geval kwam de burgerlijke elite voor de niet burgerlijke muziek.                                                                                                                                  

 

Ik vertelde al dat de muzikanten fantastisch waren. Niet stijf zoals in veel orkesten, maar bewegelijk en enthousiasmerend. De ritmes van deze muzieksoort laten de luisteraars niet onberoerd. En zo kwam het dat al vrij snel bijna alle bezoekers op hun stoel zaten te wippen. Iedereen had plezier. Maar niemand stond op om te dansen. Niemand ging op de zigeunerwijze schouder aan schouder meebewegen met het ritme van de muziek. Jammer is dat nette mensen kennelijk dan niet gaan dansen. Alsof dat niet hoort.

 

27 september 2017 Wim van den Bremen

 

102. Catalunia

 

 

Het is alweer een aantal jaren geleden dat we vakantie hielden op een herenboerderij in het Oosten van de provincie Asturias. Een prachtig gebied om te verblijven. We reden daar rond op zoek naar de mooiste plekjes. Op een gegeven moment hadden we behoefte aan nieuwe tips. En daarom gingen we naar de op dat moment dichtstbijzijnde stad. Op zoek naar een VVV. Deze stad lag echter net over de provinciegrens. Op onze vraag naar tips bleek daar niets voorhanden van het op hooguit 2 km verder gelegen Asturias. Verder bleken er maar weinig folders beschikbaar in de Engelse taal. Toen ik daar een opmerking over maakte werd ik verwezen naar het ministerie voor Toerisme in Madrid.

 

Enige jaren later brachten we opnieuw een vakantie door in Spanje, maar nu in de provincie Extremadura. Hier probeerden we vooral vogels te spotten en dat lukte voortreffelijk. In de stad Cáceres waar we verbleven, was veel cultureel toerisme. Er waren goede restaurants en prachtige paleizen van de Spanjaarden die Amerika hebben geëxploiteerd. Maar er was daar net als in de rest van Spanje een permanente sit-in van de jeugd die protesteerde tegen het slechte bestuur van de regerende partijen. Op het centrale plein van de stad vergaderden ze met elkaar en gaven ze verklaringen af over de sociaal- maatschappelijke problemen waarmee ze te maken hadden. Natuurlijk gingen we daarheen om met hen over die zaken te discussiëren. Maar dat was nog niet zo eenvoudig. Het duurde nogal even voordat er iemand gevonden was, die met ons het gesprek in het Engels aan wilde gaan. Natuurlijk maakten we daar een opmerking over. We kregen ten antwoord dat slechts een klein deel van de studenten voldoende Engels beheerste om daarmee een gesprek te voeren. Toen we vroegen of dat wel slim van de jeugdigen zelf was, werd de vraag niet begrepen. Men was Spaans en dat moest kennelijk voldoende zijn.

 

In de tijd van de dictatuur van Franco kwam het meeste verzet uit Barcelona. Daar werden hele bataljons gevormd om in de burgeroorlog Franco’s regime te bestrijden. Dat heeft daar vele levens gekost. Franco trad bovendien hard op toen hij de strijd met behulp van de Duitsers had gewonnen. Ook was de eigen taal verboden. Dat dit veel frustraties heeft veroorzaakt is dus begrijpelijk. Ik vind ook dat je dat moet respecteren. Maar de doorgeschoten wens om zelfstandig te worden doet mij denken aan onze ervaringen in Asturias en Extremadura. Hebben ze wel voldoende inzicht in de huidige werkelijkheid van Europa. Of blijven ze de geest van Franco bestrijden?

 

22 september 2017 Wim van den Bremen

 

101. 43 cent

 

 

Milieudefensie wil dat de supermarkten aan de veehouders 43cent gaan betalen voor een liter melk. De supermarkten zeggen in een advertentie dat zij de boeren helemaal niet af willen schepen met een fooi. Wie dit nieuws serieus neemt, heeft niet in de gaten dat het hier gaat om een schoolvoorbeeld van een propagandaoorlog.

 

Al vanaf 1957 bestaat er een gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid. Dat was na de 2e wereldoorlog bedoeld om de productiviteit te bevorderen en alle Europeanen (van toen) aan voldoende voedsel te helpen. Dat beleid was succesvol zodat er al snel een overschot ontstond van allerlei producten, zoals de boterberg. Omdat de overproductie door de overheden uit de markt werd gehaald, betaalden de burgers via de belastingen het inkomen van de boeren mee. Maar die boter en andere producten konden niet blijven liggen. Dus probeerde Europa de overschotten tegen dumpprijzen elders in de wereld te verkopen. Dat stuitte buiten Europa op veel protesten. Dat leidde al in 1994 tot afspraken op wereldniveau over prijzen, subsidies en dergelijke. Dat was met name ook van belang voor boeren in het Zuiden van Europa (bergboeren), die zonder die afspraken veelal hun bedrijf hadden moeten stoppen. Nu konden ze met steun van de Europese belastingbetaler hun bedrijf voortzetten.

 

Daarvoor vanaf ongeveer 1900 hebben veehouders in Nederland eigen verwerkingsfabrieken voor melk opgericht. Dat deden ze om kwalitatieve redenen en om meer inkomsten van de melk te genereren. Voor die tijd verkochten de veehouders hun producten zelf. Deze vooral ambachtelijke fabriekjes kregen te maken met concurrenten en besloten tot bulkproductie over te gaan om zo de kosten te kunnen drukken en overeind te blijven. Omdat de investeringen groot waren betekende dit veel fusies van fabrieken. De meeste concerns zijn coöperaties en eigendom van de boeren zelf.

De kruideniers hebben dezelfde ontwikkeling doorgemaakt. Ook zij zijn opgegaan in steeds grotere concerns. Of ze hebben samen een grote inkooporganisatie opgezet zoals de Superunie (g’woon). Die inkoopsamenwerking probeerde melk te kopen bij de goedkoopste zuivelfabrieken door ze tegen elkaar uit te spelen. Het antwoord van de zuivelbranche was om door te groeien naar nog groter. Melk is vooral water. Te ver transport kost daarom teveel. De zuivelconcerns probeerden zo groot te worden dat de supermarktconcerns hun hoeveelheid melk voor hun afzetkanalen alleen bij hen konden kopen. Omdat kleinere zuivelconcerns nooit de grote hoeveelheid tegen een vergelijkbare prijs zouden kunnen verkopen.

 

Die ontwikkelingen zijn in heel West-Europa zo gegaan. Op de Nederlandse markt hebben we daarom te maken met Campina, maar ook met onder andere het Franse Danone, het Deense Arla en het Duitse DMK. Zij allen werken met eigen merken.

 

De melkprijs is geen stabiele factor. Als de Chinezen onze kaas gaan eten of babyvoeding, stijgt de melkprijs voor de boeren. Als de Russen ons boycotten zakt die prijs. Maar op de gigantische Chinese markt hebben we ook te maken met concurrentie uit Australië en Nieuw-Zeeland.

 

Ondertussen heeft de Nederlandse politiek de Autoriteit Financiële Markten opgericht. Die ziet erop toe dat er geen onderlinge prijsafspraken worden gemaakt zoals Milieudefensie kennelijk wil.

 

De conclusie kan kort zijn. Als boeren een hogere melkprijs willen moeten ze zorgen dat in het afzetgebied van de grote supermarkten schaarste ontstaat. Voor de supermarkten is het duur om melk van elders te halen dus zullen ze bij niet al te grote prijsverschillen een hogere inkoopprijs voor melk willen betalen. De veehouders zullen eens naar elkaar moeten kijken om te bepalen wie er mee stopt. De Nederlandse overheid zou daarin iets kunnen sturen door veehouders in kwetsbare gebieden voorrang te geven, mits binnen de kaders die de AFM daarvoor stelt.

 

De overheid heeft daar zelf een groot belang bij. Omdat er nog steeds meer mensen boer willen zijn dan er grond voorhanden is, is de grondprijs hoog. Dat zijn extra kosten voor onze veehouders. Maar ook voor onze gemeenten en het Rijk die grond nodig hebben voor infrastructuur en woningen. Omdat er zoveel mensen willen boeren is de prijs van onze woningen dus ook hoger.

 

21 september 2017 Wim van den Bremen

 

100. Korsakov

 

Het waren buren met opgroeiende kinderen. Jongens en meisjes. De families hadden een vergelijkbare maatschappelijke positie. Het was eigenlijk heel logisch dat de ouders al vroeg afspraken dat hun zoon Raj met een van de buurmeisjes zou gaan trouwen. Een gearrangeerd huwelijk was de culturele norm in hun gemeenschap. Raj was achttien toen hij trouwde. Zijn buurmeisje zestien. Lenna had haar schoolopleiding voltooid en was volgens haar familie klaar voor het huwelijk. Ze kenden elkaar goed maar ze waren heel verschillend. De ouders vonden dat ze goed bij elkaar zouden passen.

 

Er werden al vrij snel achter elkaar drie kinderen geboren. Raj was een goede metaalbewerker en had werk. Maar zijn verlangens naar goede spullen kon hij met zijn inkomen niet realiseren. Familie van hem werkte in een metaalfabriek in Nederland en vroeg of hij ook wilde overkomen. Er was veel vraag naar vakkundig personeel. Dus Raj ging en kreeg een baan, daar waar zijn familieleden al werkten. Het gezin kwam na korte tijd ook naar Nederland. Daar was echter grote woning- schaarste. En dat betekende dat er bij familie ingewoond moest worden, voordat ze zelf een kleine woning konden huren. Gelukkig was de taal geen probleem omdat ze die al hadden geleerd. Maar de leefomstandigheden met het gezin in kleine stadswoningen waren niet ideaal.

 

En Raj was gaan drinken. Dat kwam in zijn familie meer voor. Volgens zijn culturele achtergrond was hij de baas in huis. Hij nam de beslissingen en vrouw en kinderen moesten zich aan hem aanpassen. Zijn ouders, broers en zussen verwachtten dat ook van hem. Dat werd voor Lenna steeds moeilijker. Ze had een goed verstand en ze zag hoe andere gezinnen met elkaar leefden. Ze integreerde snel en probeerde de regels thuis te veranderen. Maar dat leverde steeds meer wrijving op. Waarbij Raj weer in de drank vluchtte en nog onredelijker werd in de omgang met vrouw en kinderen. Toen de kinderen groter werden kozen ze steeds meer de kant van de moeder. En dat resulteerde in nog meer autoritair gedrag van Raj. Toen de kinderen groter werden kreeg Lenna tijd om onder schooltijd schoonmaakwerk te doen waarmee ze hun inkomen wat vergrootten. Maar ook daar bemoeide Raj zich ermee. Met gevolg dat de werkgevers van Lenna haar gingen steunen in het afstand nemen van Raj. Toen de kinderen hun schoolopleiding hadden afgemaakt en op zichzelf gingen wonen besloot Raj dat ze een mooie woning zouden kopen. Daarvoor kreeg hij een hoge hypotheek. Maar tegelijk had Lenna geen taken meer in huis voor de kinderen en zat ze vast in haar mooie nieuwe woning met een echtgenoot die ze verafschuwde. Haar werkgevers adviseerden haar te gaan studeren in plaats van schoon te maken.

 

Omdat ze Raj kon overtuigen dat een opleiding voor haar zou gaan leiden tot een hoger salaris ging ze een vervolgopleiding volgen. Die werd met succes afgerond en ze kreeg al snel een baan. Daarin was ze een van de weinigen die raad wist met de problemen van de grote groepen nieuwkomers in de stad. En ze groeide erin en voelde zich helemaal thuis in dat werk. Waardoor ze thuis nog meer afstand nam. En Raj reageerde met nog meer drinken. Op adviezen van kennissen om huis en huwelijk te verlaten reageerde ze afwijzend. Ze had het inkomen van Raj nodig om in haar mooie huis te kunnen blijven wonen en ze zag zich steeds meer als hulpverlener voor Raj in plaats van als echtgenoot. Ook de kinderen nodigden haar uit om bij hen te komen, maar daar voelde ze zich ondertussen te zelfstandig voor. Het huis was verdeeld in twee gedeelten. Een voor Raj en een voor haar.

 

Raj kreeg steeds meer te maken met gezondheidsklachten. Die vloeiden voort uit zijn drankgebruik. Daardoor ontworstelde Lenna zich aan zijn gezag.  Ze leefden beiden een eigen leven. Raj bij vrienden. Lenna met haar eigen werkzaamheden en kennissen.

 

De drank leverde nog meer problemen op. Raj was steeds vaker stomdronken en vervuilde zichzelf en het huis. Ondanks haar kwaadheid daarover maakte ze de boel weer schoon en ging verder haar eigen weg. Raj ging met pensioen en Lenna ook. Waardoor de verhouding nog problematischer werd. Raj deed klusjes voor vrienden, Lenna vrijwilligerswerk. Maar Raj moest steeds vaker gehaald en gebracht worden. Of omdat hij dronken was, of omdat hij last had van zijn vele kwalen. En omdat ze later in Nederland waren komen wonen, misten ze beiden een deel van de AOW. Waardoor ze financieel nog meer aan elkaar vastzaten.

 

En toen werd Lenna gebeld door de politie. Raj was dronken op straat gevonden en kon niet zelf meer thuiskomen. Lenna vertelde de agent waar hij de huissleutel kon vinden en de politie bracht hem thuis. Onder zorgelijke belangstelling van de buren, die het allemaal al lang hadden zien aankomen en die Lenna mentaal steunden.

 

Omdat alcohollisten hun kwaal ontkennen besloot Lenna van alle incidenten foto’s te maken en die te presenteren aan zijn en haar familie en aan de huisarts. Waarop iedereen zei die man moet worden opgenomen. Maar Lenna wist dat een alcohollist die niet constant zichzelf verwaarloosd, niet als Korsakov patiënt wordt beschouwd. En een persoon kan alleen worden opgenomen als hij daar zelf toestemming voor geeft. Dat doet Raj niet. En daarom zit nu iedereen te wachten op het moment dat Raj een gevaar voor zichzelf wordt. Of een ongeluk krijgt. Want dan kan gedwongen opname wel. Zo’n ongeluk is nodig om Raj zijn behandeling en Lenna haar onafhankelijkheid te geven.

 

12-9-2017 Wim van den Bremen

 

99. Zorg zorgeloos?

 

Een voetbalcoach zei: “We hebben het initiatief genomen en dominant gespeeld. De anderen hadden daar geen antwoord op. Daarom hebben we gewonnen”.

 

Natuurlijk is optimale zorg allereerst een zaak van de consumenten van die zorg. Bestuurders van zorgorganisatie willen graag positief worden beoordeeld. In de politiek is het minder duidelijk. Het is daar lastiger om eigen beleid over het voetlicht te brengen, dan om kritiek op het beleid te hebben. Het is belangrijk zelf het initiatief bij de beeldvorming te nemen en te houden. Wethouder voor de zorg zijn en coalitiefractie zijn, betekent leiding geven.

 

Hierna een aantal gedachten over hoe dat zou kunnen.

 

1e. De fractie steunt de wethouder, maar niet tot elke prijs. Kritiek op het beleid komt niet het eerst van anderen. Het komt, constructief geformuleerd, het eerst vanuit de eigen fractie.

 

2e. De fractie laat herhaaldelijk in een persbericht en sociale media weten waarom ze het uitgewerkt beleid, met concrete voorbeelden, een goed beleid vindt. Ze houdt toezicht en doet verslag van haar bevindingen.

 

3e. Beleid wordt gemaakt door bestuurders die compromissen sluiten om het samen eens te worden. Beleid wordt door individuen ervaren als hoe het beleid voor hun persoon uitpakt. Veel onderbouwde kritiek begint dus bij individuen die het beleid voor henzelf niet passend vinden. Er is nergens voorgeschreven dat anderen dan een coalitiefractie die kritiek het eerst voor het voetlicht moeten brengen. De fractie kan dus het best zelf op zoek gaan naar ervaringen van zorggebruikers.

 

4e. Vroeger gebeurde dat met spreekuren, nu kan dat met moderne media. Daarin vraagt de fractie gericht aan cliënten wat hun ervaringen zijn. Alle serieuze reacties worden serieus beantwoord.

 

5e. De fractie laat actief aan de betrokken zorgorganisaties weten dat ze belangstelling heeft voor de ervaringen die deze organisaties opdoen. En ze vraagt hen gericht om over hun ervaringen, eventueel informeel, geïnformeerd te worden.

 

6e. Als anderen met kritiek komen vraagt de fractie om deze kritiek met de fractie te delen, omdat het haar taak is de uitvoering van het beleid te controleren.

 

7e. Is er geen tijd om dit uit te voeren, bedenk dan hoeveel tijd het gaat kosten om recht te zetten, wat anderen die wel het initiatief hebben genomen, naar voren brengen.

 

14 september 2017 Wim van den Bremen

 

98. Stervensbegeleiding

 

 

Bij het formuleren van een nieuw kabinetsbeleid wordt het een belangrijke kwestie gevonden. Christelijke politici vinden dat mensen niet hun eigen dood mogen wensen en organiseren. De mensen die dat toch willen zouden eigenlijk dankbaar moeten zijn dat de samenleving ze behoedt voor eenzaamheid en allerlei kwalen waarvan je je beroerd voelt. Ook al blijkt dat de samenleving dat op grote schaal niet voor elkaar krijgt. De christenen beroepen zich op de wil van hun God. Die mag je volgens hen als gewoon mens niet negeren.

 

Het is bijzonder aanmatigend om zo te denken. Natuurlijk is iedereen vrij om in een God te geloven. En ook respecteer ik dat hun God de mens aan een aantal waarden houdt. En nog meer respect heb ik als de gelovigen ook leven volgens die zelf aanvaarde waarden. Maar de God in hun hoofd en in hun woorden is wel een God die ze zelf hebben geconstrueerd. Vaak met behulp van mensen om hen heen. En verwijzend naar andere mensen die vroeger daarover iets hebben gezegd of geschreven. Het opleggen van de wil van de zelf gekozen God aan andere mensen is daarom een vorm van geestelijk imperialisme. En moet sterk bestreden worden. Dat er met elkaar gesproken wordt over elkaars waarden is een goede zaak. Maar dwingen mag niet.

 

Natuurlijk leven de meeste mensen niet bepaald volgens het regeringsbeleid. Behalve als dat overeenkomt met hun eigen beleid. Zo hebben Anneke en ik al lang een mooi weiland in de buurt gevonden waar we gaan liggen als we denken dat het onze tijd is. Een beetje op de Eskimo- manier. Maar nog eenvoudiger is het om even naar het park in je buurt te lopen en daar wat takjes van de Taxus Baccata of Venijnboom te plukken. De boom heet niet zomaar zo. Het eten van het groen of de bessen en het zaad zijn dodelijk. Hoeveel je nodig hebt kun je op internet vinden.

 

Natuurlijk lijkt het op krachtig bestuur om in een wet op te schrijven wat een arts wel en niet mag. En of een stervensbegeleider nodig is. Over een tuincentrum waar je die planten voor enkele euro’s kunt kopen zal er wel niets in staan. Je vraagt je af waarom de formatie dan toch nog zo lang duurt. Of willen ze toch de hoveniers en de paddoverkopers en al die anderen allemaal gedetailleerd in het regeringsprogramma opschrijven? Dat lijkt me een stimulans voor burgerlijke ongehoorzaamheid.

 

2-9-2017 Wim van den Bremen

 

97. Langs de Graaf

 

 

Het is dunbevolkt en daarom stemmen er altijd minder mensen op dit gebied als het gaat om het mooiste landschap van Nederland. Maar Broek, Goudriaan en Noordeloos zijn parels in het Nederlandse landschap. Veel ruimte met gras en maar 4 soorten bomen, wilg, zwarte els, es en populier die weidse decors vormen. Veel boerderijen zijn geen bedrijf meer, maar woningen van welvarende mensen uit de bedrijven langs de rivier. Die huizen en erven zijn fraai opgeknapt en beloond met de titel Gemeentemonument.

 

De weidegrond is aangekocht door de buren, die bij hun bedrijf nog grotere stallen hebben bijgebouwd. Hun toekomst is ongewis. Door de economie. Maar nog veel meer door het veen waaruit hun grond is opgebouwd. En dat steeds verder inklinkt, ondanks Europese subsidies om de waterstand beter te kunnen reguleren.

 

De bevolking doet veel om dit landschap te behouden. Het is ook een behoudende bevolking. De gemeentebesturen zijn vooral conservatief christelijk bemenst. Protestant wel te verstaan. Ze zijn het vaak niet met elkaar eens. In de tijd dat de melk nog in bussen werd afgeleverd waren hier vijf melkfabrieken in de streek. Twee coöperatieven, twee particulieren en een onderdeel van een multinational. En er werd gestreden om die melk. Zo fanatiek dat de chauffeurs die de bussen ophaalden, soms niet voor elkaar opzij gingen als ze elkaar tegen kwamen op de smalle wegen.  Nu rijdt er de RMO, de rijdende melkontvangst, een tankauto met een tankaanhanger. Over de wegen die door de regionale overheden verbreed zijn om elkaar en de tankauto’s van de voederleveranciers te kunnen passeren. Ze rijden nog maar voor de twee fusiefabrieken. En ze komen ook op zondag de melk halen, omdat hun consumenten de melk zo vers mogelijk willen hebben.

 

Je moet je afvragen wat er met dit landschap gebeurt als ze hun product niet meer rendabel kunnen leveren. Wie onderhoudt dan dit landschap? Dit is de streek waar de SVR is begonnen. Een vasthoudende boer Van den Berg die De Stichting Vrije Recreatie begon. Tenten en caravans op het boerenland om wat extra inkomen te kunnen genereren. Het kostte hem vele procedures, maar hij won. Op deze boerencampings is het druk. Met mensen die ervan houden om wat te fietsen en van de landelijke omgeving te genieten. Er zijn ook zelfkazende- en zorgboeren. Maar de zorg over het boereninkomen blijft.

 

Het is interessant wat de veehouders gaan doen met ideeën zoals Cees Veerman die propageert. Hij is minister van Landbouw geweest, maar ook rector magnificus van de Wageningse Universiteit. Ook was hij voorzitter van de groente- en fruitveiling in Barendrecht. Hij heeft enorm gezag in landbouwkringen. Hij legde onlangs uit hoe boeren zich te vaak richten op zo laag mogelijke prijzen voor de consument. En daardoor structureel een laag inkomen hebben. Hij beval andere verdienmodellen aan waarin producten andere kwaliteiten krijgen voor een hogere prijs. Waarbij natuur en landschap gespaard worden. Zoals nu bijvoorbeeld Weide Weelde. Het is duidelijk dat consumenten die van de natuur houden meer voor hun producten moeten betalen om de boeren het landschapsonderhoud te kunnen laten doen.

 

23-8-2017  Wim van den Bremen

 

96. IK? GEHANDICAPT? WELNEE!

 

 

Het was in de fractie dat ik het merkte. Ieder had zijn vaste plaats in onze vaste vergaderruimte. Ada zat als assistente rechts naast mij. En daarnaast zat Lex. Zoals zoveel socialistische fracties was de onze er één van haantjes. Eigenlijk gunden ze elkaar het woord niet. En daar was ik voorzitter. Ik bepaalde wie het woord kreeg. Dat werd geaccepteerd zolang men de indruk had, dat dit eerlijk gebeurde. Zodra men zich achtergesteld voelde, begon men te kraaien. De orde kon dus alleen gehandhaafd worden als ik strikt eerlijk het spreekrecht verdeelde. Ik had allang aan iedereen duidelijk gemaakt dat ik met mijn rechteroog nauwelijks zie. Maar wat dat praktisch betekende realiseerde niemand zich. Ik ook niet. En daar zat ik dus mijn best te doen om eerlijk te zijn in de verdeling van het woord. De eerste die altijd kraaide was Lex. Regelmatig liet hij merken dat ik hem te laat het woord verleende. Mijn vaste antwoord was steeds “Dat ik zijn woordmelding niet eerder had gezien” Pas veel later realiseerde ik me, dat ik de fractieleden links en voor me nu eenmaal sneller kon zien dan degenen rechts van mij. Ik had dus echt hinder van mijn slechte oog.

 

In die tijd moest ik een keer les geven in een klas van jong volwassenen. Ik heb geleerd om door steeds vragen te stellen aan de leerlingen, de aandacht vast te houden. Dat deed ik daar dus ook. Op een vraag van mij reageerden wel vijf leerlingen tegelijk. Degene die me het eerst opviel knikte ik vriendelijk toe. Ten teken van dat zij het antwoord mocht geven. In plaats daarvan begon er een leerling rechts voor mij in de zaal te antwoorden. Ik was verward. En de klas ook. Snel realiseerde ik mij dat dit kwam door mijn oogafwijking. En ik haastte me om de leerlingen uit te leggen dat ik al vanaf mijn geboorte scheel ben. En dat ik alleen met mijn linkeroog zie en dus ook alleen daarmee oogcontact met anderen maak. De klas reageerde weer verward. Want zoveel duidelijkheid  over mijn eigen oogkwaal was voor hen kennelijk ongewoon. Maar het werkte. En ik heb die uitleg later vaak in vergelijkbare situaties  herhaald. Mijn ernstige oogafwijking was dus toch geen hinderlijke afwijking. Als ik er maar goed en duidelijk mee omging.

 

De laatste jaren voor mijn pensioen heb ik een heel zware vakbondsportefeuille gehad. In een onwillige sfeer moest ik allerlei reorganisaties begeleiden met mensen die elkaar veel te goed kenden. En dus ook precies wisten welke opmerkingen ze moesten maken om de  werkgever op het verkeerde been te krijgen. Het was mijn taak om met die werkgever en zijn werknemers afspraken te maken die in een contract moesten worden vastgelegd.  Daarvoor werd er veel en langdurig vergaderd. Gezien het belang voor de mensen waren er ook altijd veel mensen aanwezig. Op een bepaald moment realiseerde ik mij, dat ik vaak niet goed verstond wat er werd gezegd.  Lang heb ik gedacht dat dit aan de rumoerigheid in de zaal lag. Dat Anneke al heel lang klaagde dat ik de TV altijd zo hard aanzette, bracht ik daar ook absoluut niet mee in verband. Tot ik met pensioen ging. En wat meer tijd voor mij zelf kreeg. En vooral ook nam. De audicien legde mij uit hoeveel van mijn gehoorcapaciteit ik was kwijt geraakt. De KNO-arts vond geen oorzaak. “Het kwam uit de hersenen ” sprak hij orakelvol. Waarop ik aan het gezicht van een buurvrouw die dat hoorde, kon zien dat zij daarbij aan een beginnende dementie dacht. Dat betekent nu, dat ik altijd met mijn gehoorapparaat in de weer ben. En dat ik het liefst geen vergaderingen bezoek.

 

Toen viel het blaadje van de Belangengroep Gehandicapten in de bus. Dat ik nog steeds krijg omdat ik in de tijd van mijn bestuurderschap op de hoogte moest zijn. En omdat ik vind dat mensen die zich organiseren dat zelf moeten betalen. Zonder subsidie.  Met hulp van ieder die vindt dat zo’n club goed bezig is.

 

In dat blaadje stond een oproep om mijn reactie te geven. Omdat mijn visuele en auditieve beperking mij waarschijnlijk confronteert met een maatschappelijke handicap.

 

Die tekst deed de deur dicht. Ik ben kennelijk toch niet de welwillende burger die de BGC graag de ruimte geeft om haar werk te doen. De BGC is bezig met activiteiten voor mij omdat ik visuele en auditieve beperkingen heb. Ik ondervind een maatschappelijke handicap. Eerlijk is eerlijk. Het opschrijven van dit verhaal is de erkenning van de realiteit. Maar tegelijk blijf ik zoveel mogelijk vele dingen doen die ik al deed. Want de samenleving moet er maar aan wennen dat er actievelingen zijn met een visuele en een auditieve handicap.

 

13 -7-2017 Wim van den Bremen

 

95. Dom geklets

 

Sommige plaatselijke politieke partijen doen hun best om aan burgers te vertellen hoe het moet. Raadsleden die aan burgers komen vragen hoe zij vinden dat het moet, zien we erg weinig. Dat wreekt zich. Zo wil Leefbaar alleen nog subsidie geven voor grote evenementen waar veel mensen komen. En de VVD wil alleen subsidie geven als er sponsors zijn voor het evenement. Volgens mij is dat dom geklets.

 

In de kleine buurt waar ik woon organiseren de bewoners meerdere activiteiten zelf. De gemeente geeft via het wijkoverlegplatform daarvoor een kleine subsidie en de bewoners betalen het verder zelf. Er komen weinig mensen omdat de buurt niet zo groot is. Maar de bewoners voelen zich daar erg goed bij. Ze kennen elkaar en voelen zich veilig. Ze hebben weinig dure ambtelijke hulp nodig om prettig samen te leven. Zo zijn er meer buurten.

 

Als je af gaat op de politieke persberichten willen VVD en Leefbaar daar van af. Want er komen niet veel mensen en er zijn geen sponsors. Typisch praten voordat er overlegd en nagedacht is. Dom geklets dus.

 

13-7-2017 Wim van den Bremen

 

94. Zomersnoei

 

 

Voor mensen die met fruitbomen bezig zijn is het een belangrijk gebeuren. Zomersnoei kan In de maanden juni tm. augustus plaatsvinden. Daarbij zijn er een aantal overwegingen.

 

Fruitbomen die tot de prunusfamilie behoren, zoals kersen en pruimen, zijn ’s winters erg gevoelig voor loodglans. Dit is een ziekte die een boom kan ruïneren. Omdat deze fruitsoorten vaak een sterke groei kennen is snoei gewenst. En is de optimale snoeitijd, direct na de oogst. Dus in de zomer. Dan is de sapstroom nog optimaal. De boom kan zelf de bedreigingen aan. En snoeiwonden kunnen snel herstellen. Omdat de sapstroom in de periode hierna afneemt, zullen er niet zo snel en niet zo hevig nieuwe groeiloten ontstaan.

 

Bij appel- en perenbomen is snoei het hele jaar mogelijk. We doen het meestal in de winter omdat we dan, door het ontbreken van blad, een goed zicht hebben op de vorm van de boom. Maar snoeien doet groeien. Na een wintersnoei kan een fruitboom soms veel reactie geven in de vorm van groeiloten. Als we die groeiloten ’s zomers weghalen, zien we hetzelfde als bij prunussoorten. Door de afnemende sapstroom naar de herfst zal de boom niet zoveel en niet zo heftig nieuwe loten produceren. Daarmee vereenvoudigen we de wintersnoei. En een eenvoudiger wintersnoei geeft een kleinere groeireactie in de boom.

 

Maar er zijn meer effecten. Vruchten hebben voeding nodig om te rijpen. In elke boom is er altijd een afweging van toevoer van voeding naar groen of naar vruchten. Door ’s zomers groen weg te snoeien profiteren we wel van de bijdrage die het groen in het voorjaar levert aan het welzijn van de boom. Maar in de eindfase manipuleren we de boombalans wat betreft voeding richting fruit. Verder maakt zomersnoei het loofgedeelte meer open. Waardoor de zon een betere bijdrage kan leveren aan het rijpen van het fruit.

 

Veel van het fruitsnoeiwerk dat door vrijwilligers- snoeiploegen wordt uitgevoerd betreft oude hoogstamfruitbomen waarin achterstallig onderhoud wordt uitgevoerd. Daartoe worden vaak zware takken boven in de boom weggezaagd om een mooiere en opener vorm van de boom te krijgen. Omdat de wortelomvang van de boom is afgestemd op de hele boom met die takken er nog bij, geeft de boom een sterke reactie met groeiloten. Door zowel winter- als zomersnoei uit te voeren brengen we de groei van de boom beter in balans. Tegelijk halen we dan dood hout weg om te voorkomen dat zich daarin bedreigingen voor de boom kunnen ontwikkelen.

 

Als zo’n boom wordt gerestaureerd zien we meestal dat de boom zichzelf verjongd. Niet zelden neemt de vitaliteit van de bejaarde boom toe, waardoor we er langer van in het landschap kunnen genieten. 

 

En nogal eens worden in boomgaarden, die gerestaureerd worden, door de eigenaar nieuwe bomen geplant, ter vervanging van dode exemplaren. Die eigenaren geloven weer in hun boomgaard.

 

Wim van den Bremen  27 mei 2017

 

93. Wijster

 

De komende tijd zal ik vaak aan Wijster denken. Ooit was ik betrokken bij een samenwerkingsverband met de VAM. Maar dat ben ik allang weer vergeten.

 

Voor mij is Wijster de plek waar Bert Bierling werd doodgeschoten. Bert was een van de mensen die bij de treinkaping daar omkwamen. Molukkers protesteerden tegen het uitblijven van regeringshulp in hun strijd voor onafhankelijkheid voor de Molukken. En omdat nabestaanden van andere treinkapers bij De Punt een rechtszaak voeren komt die oude herinnering aan Bert steeds weer boven.

 

Bert was een goede kennis van ons. Hij was net als wij actief in de scouting, die toen nog padvinderij heette. Behalve bij wedstrijden troffen we elkaar elk jaar in het Pinksterkamp in Anloo. Bert was ook een sterke persoonlijkheid, een leider. En ik heb vaak gedacht dat dit misschien een rol heeft gespeeld in Wijster. Ik denk dat Bert in die situatie misschien geprobeerd heeft reizigers te kalmeren. Of ze heeft aangeraden om iets wel of niet te doen. En dat kan bij de kapers verkeerd zijn aangekomen. Maar dat alles is speculatie. Want ik was er niet bij. Gelukkig niet.

 

Maar ik heb wel veel contact gehad met Molukkers. In Assen en in Capelle aan den IJssel. Dat waren mensen uit dezelfde subgroepen als de kapers. Hoewel ze erg sterk opkwamen voor hun zaak waren het vriendelijke mensen waarmee je kon samenwerken. In die contacten heb ik geleerd na te denken over wat terrorisme eigenlijk is. Molukse kapers waren voor mij geen terroristen. Ze kwamen op voor de onafhankelijkheid van hun volk. Net als sommige Nederlanders dat tijdens de tweede wereldoorlog hadden gedaan. Hun radicaliteit met de kapingen en de slachtoffers van die kapingen zie ik als een strategische miscalculatie. Het heeft ze niet verder gebracht en het heeft hun zaak geen goed gedaan.

Maar het is ook niet goed om mensen die voor een rechtvaardige zaak vechten en uit teleurstelling radicaliseren, terroristen te noemen. Net zomin het goed is om de feiten over De Punt zoveel jaren achter te houden. De Nederlandse regeringen hebben een ernstige strategische miscalculatie gemaakt door de Molukkers niet in de regio te hebben opgevangen. Dat komt voort uit de koloniale situatie in Nederlands-Indië toen. En dat heeft vele Nederlanders en Indonesiërs en Bert Bierling het leven gekost.

 

1 juni 2017  Wim van den Bremen

 

92. Gips

 

 

Het ziekenhuis wil patiënten minder vaak terug laten komen voor behandelingen aan dezelfde kwaal. Foto’s, analyses en behandeling moeten zoveel mogelijk in één bezoek worden afgewerkt. Iedereen vindt dat een prachtig streven. Maar het levert ook bijzondere complicaties op.

 

Zoals bij Menno die een fervent fietser is. Op een van zijn vele tochten door de haven heeft hij bij het afstappen zijn evenwicht verloren. En is een beetje ongelukkig omgevallen. Als hij weer verder fietst voelt hij pijn in zijn voet. Daarom besluit hij voor hij naar huis fietst even bij de huisarts langs te gaan. Die voelt eens aan de voet en stuurt Menno direct door naar de spoedeisende afdeling van het ziekenhuis. In het ziekenhuis constateren ze een breuk in een middenvoetsbeentje. En de dokter geeft meteen opdracht voor een opname. Als Menno  beseft wat er gebeurt zegt hij tegen de dokter dat zijn fiets nog buiten staat. De dokter antwoordt nuchter dat de fiets vast wel op slot staat. Het blijkt vervolgens om een dagopname te gaan. En als het beentje weer goed zit en vastgezet is mag Menno weer naar huis. Met een rolstoel van het ziekenhuis komt hij bij zijn fiets en fietst naar huis. Daar vroeg zijn vrouw zich al af hoe ver de fietstocht die dag wel niet was.

 

Angela heeft een afspraak met een specialist in het ziekenhuis omdat er iets niet goed is met haar enkel. In het ziekenhuis wordt een foto gemaakt en constateert de arts dat de voet vier weken in het gips moet. Dat gaan ze meteen uitvoeren. En zo zit Angela in de loop van de morgen in het ziekenhuis met een voet waarop ze niet mag lopen en staan. Pas dan komt de vraag op hoe ze naar huis gaat. Angela is op de scooter gekomen en wil graag op de scooter terug. Daarop brengen twee verplegenden haar naar haar scooter en helpen haar erop. Vervolgens wordt haar man thuis gebeld met de vraag of hij haar van de scooter af kan helpen. Die kan gelukkig de buurvrouw inschakelen om Angela veilig in een stoel te krijgen waaruit ze voorlopig niet mag opstaan.

 

Het doet mij terug denken aan een vakantie op Kreta. Anneke gleed uit op een berghelling en brak haar enkel. Gelukkig konden we haar in een auto krijgen om naar het ziekenhuis in Heraklion te gaan. Daar werd ze niet geopereerd, want dat zouden die artsen in Nederland toch niet goed genoeg vinden. Toen de enkel in het gips gezet was had ze krukken nodig. Maar hoe zeg je dat in het Grieks. Na een aantal pogingen in het Frans, het Engels en gebarentaal liep de chirurg mee naar buiten. Hij ging met ons mee een zorgwinkel binnen en we hadden binnen de kortst mogelijke tijd krukken.

 

15 mei 2017 Wim van den Bremen